Zweeds
Uitgebreide vertaling voor knappt (Zweeds) in het Frans
knappt:
-
knappt (trångt; smal)
étroit; serré; restreint; étroitement; petitement; juste; tout juste; avec peu d'espace-
étroit bijvoeglijk naamwoord
-
serré bijvoeglijk naamwoord
-
restreint bijvoeglijk naamwoord
-
étroitement bijvoeglijk naamwoord
-
petitement bijvoeglijk naamwoord
-
juste bijvoeglijk naamwoord
-
tout juste bijvoeglijk naamwoord
-
avec peu d'espace bijvoeglijk naamwoord
-
-
knappt (trång; knapp; smalt; trångt)
étroit; serré; petit; restreint; étouffé; ténu; étroitement; limité; étouffant; pressant; petitement-
étroit bijvoeglijk naamwoord
-
serré bijvoeglijk naamwoord
-
petit bijvoeglijk naamwoord
-
restreint bijvoeglijk naamwoord
-
étouffé bijvoeglijk naamwoord
-
ténu bijvoeglijk naamwoord
-
étroitement bijvoeglijk naamwoord
-
limité bijvoeglijk naamwoord
-
étouffant bijvoeglijk naamwoord
-
pressant bijvoeglijk naamwoord
-
petitement bijvoeglijk naamwoord
-
-
knappt (knappt tilltagen; ringa; knapphändig; knapphändigt; snålt tilltaget)
miniscule; sommaire; négligeable; peu important; succinctement; concis; succinct; futile; insignifiant; sans importance; de peu d'importance-
miniscule bijvoeglijk naamwoord
-
sommaire bijvoeglijk naamwoord
-
négligeable bijvoeglijk naamwoord
-
peu important bijvoeglijk naamwoord
-
succinctement bijvoeglijk naamwoord
-
concis bijvoeglijk naamwoord
-
succinct bijvoeglijk naamwoord
-
futile bijvoeglijk naamwoord
-
insignifiant bijvoeglijk naamwoord
-
sans importance bijvoeglijk naamwoord
-
de peu d'importance bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor knappt:
Synoniemen voor "knappt":
Wiktionary: knappt
knäppt:
-
knäppt (tokig; spritt språngande galen; knasigt; vrickat; vrickad; föryckt)
fou; dingue; complètement dingue; toqué-
fou bijvoeglijk naamwoord
-
dingue bijvoeglijk naamwoord
-
complètement dingue bijvoeglijk naamwoord
-
toqué bijvoeglijk naamwoord
-
-
knäppt (knäpp; galet)
-
knäppt (helgalen; knäpp; galen; galet; tokigt; snurrigt; helgalet)
Vertaal Matrix voor knäppt:
Synoniemen voor "knäppt":
knäppa:
-
knäppa (fästa med spänne; spänna)
-
knäppa (knyta; binda; fästa; fixera; sätta fast)
attacher ensemble; nouer; attacher; lier ensemble; lier; rattacher; attacher l'un à l'autre-
attacher ensemble werkwoord
-
nouer werkwoord (noue, noues, nouons, nouez, nouent, nouais, nouait, nouions, nouiez, nouaient, nouai, nouas, noua, nouâmes, nouâtes, nouèrent, nouerai, noueras, nouera, nouerons, nouerez, noueront)
-
attacher werkwoord (attache, attaches, attachons, attachez, attachent, attachais, attachait, attachions, attachiez, attachaient, attachai, attachas, attacha, attachâmes, attachâtes, attachèrent, attacherai, attacheras, attachera, attacherons, attacherez, attacheront)
-
lier ensemble werkwoord
-
lier werkwoord (lie, lies, lions, liez, lient, liais, liait, liions, liiez, liaient, liai, lias, lia, liâmes, liâtes, lièrent, lierai, lieras, liera, lierons, lierez, lieront)
-
rattacher werkwoord (rattache, rattaches, rattachons, rattachez, rattachent, rattachais, rattachait, rattachions, rattachiez, rattachaient, rattachai, rattachas, rattacha, rattachâmes, rattachâtes, rattachèrent, rattacherai, rattacheras, rattachera, rattacherons, rattacherez, rattacheront)
-
attacher l'un à l'autre werkwoord
-
Conjugations for knäppa:
presens
- knäpper
- knäpper
- knäpper
- knäpper
- knäpper
- knäpper
imperfekt
- knäppte
- knäppte
- knäppte
- knäppte
- knäppte
- knäppte
framtid 1
- kommer att knäppa
- kommer att knäppa
- kommer att knäppa
- kommer att knäppa
- kommer att knäppa
- kommer att knäppa
framtid 2
- skall knäppa
- skall knäppa
- skall knäppa
- skall knäppa
- skall knäppa
- skall knäppa
conditional
- skulle knäppa
- skulle knäppa
- skulle knäppa
- skulle knäppa
- skulle knäppa
- skulle knäppa
perfekt particip
- har knäppt
- har knäppt
- har knäppt
- har knäppt
- har knäppt
- har knäppt
imperfekt particip
- hade knäppt
- hade knäppt
- hade knäppt
- hade knäppt
- hade knäppt
- hade knäppt
blandad
- knäpp !
- knäpp !
- knäppt
- knäppande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de
Vertaal Matrix voor knäppa:
Synoniemen voor "knäppa":
Wiktionary: knäppa
knäppa
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• knäppa | → boutonner | ↔ knöpfen — mit Knopf (auch Druckknopf) verschließen/öffnen oder befestigen |
• knäppa | → claquer des doigts | ↔ snap — to snap one's fingers |
• knäppa | → commuter | ↔ switch — To change (something) to the specified state using a switch |