Overzicht
Zweeds naar Frans:   Meer gegevens...
  1. gummi:
  2. gummi-:
  3. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor gummi (Zweeds) in het Frans

gummi:

gummi [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. gummi (kondom)
    la capote anglaise; le condom; le préservatif
  2. gummi
    le caoutchouc; la gomme
    • caoutchouc [le ~] zelfstandig naamwoord
    • gomme [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gummi:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
caoutchouc gummi bottin; galosch; pampusch
capote anglaise gummi; kondom
condom gummi; kondom
gomme gummi kautschuk; radergummi; suddgummi
préservatif gummi; kondom preventiv; preventivmedel; skyddsmedel

Synoniemen voor "gummi":


Wiktionary: gummi

gummi
noun
  1. À classer selon le sens

Cross Translation:
FromToVia
gummi capote; caoutchouc rubber — een uit het sap van de rubberboom vervaardigd elastisch materiaal
gummi caoutchouc; gomme GummiKautschukprodukt, Material für weitere Endprodukte
gummi caoutchouc rubber — pliable material derived from the sap of the rubber tree
gummi gomme rubber — eraser
gummi capote; condom rubber — condom

gummi-:

gummi- bijvoeglijk naamwoord

  1. gummi- (gummiliknande; gummiaktigt)
    gommeux

Vertaal Matrix voor gummi-:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gommeux gummi-; gummiaktigt; gummiliknande gummiaktigt; klibbig; klibbigt; limaktig; limaktigt; segt

Verwante vertalingen van gummi