Overzicht
Zweeds naar Spaans: Meer gegevens...
-
måste:
- querer; tener que; haber de
- deber; exigencia; tópico imprescindible; intento; afán; objetivo; aspiración; ambición
- necesario; esencial; imprescindible; crucial; importante; indispensable; central; relevante; cardinal; substancial; vital; fundamental; decisivo; elemental; necesariamente; a toda costa
- Wiktionary:
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor måste (Zweeds) in het Spaans
måste:
Conjugations for måste:
presens
- måste
- måste
- måste
- måste
- måste
- måste
framtid 1
- kommer att måste
- kommer att måste
- kommer att måste
- kommer att måste
- kommer att måste
- kommer att måste
blandad
- måste!
- måste!
- måstt
- måstande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de
-
måste
-
måste (krav)
-
måste (insisterar)
-
måste (nödvändigt)
necesario; esencial; imprescindible; crucial; importante; indispensable; central; relevante; cardinal; substancial; vital; fundamental; decisivo; elemental-
necesario bijvoeglijk naamwoord
-
esencial bijvoeglijk naamwoord
-
imprescindible bijvoeglijk naamwoord
-
crucial bijvoeglijk naamwoord
-
importante bijvoeglijk naamwoord
-
indispensable bijvoeglijk naamwoord
-
central bijvoeglijk naamwoord
-
relevante bijvoeglijk naamwoord
-
cardinal bijvoeglijk naamwoord
-
substancial bijvoeglijk naamwoord
-
vital bijvoeglijk naamwoord
-
fundamental bijvoeglijk naamwoord
-
decisivo bijvoeglijk naamwoord
-
elemental bijvoeglijk naamwoord
-
-
måste
necesariamente; a toda costa-
necesariamente bijvoeglijk naamwoord
-
a toda costa bijvoeglijk naamwoord
-