Overzicht
Zweeds naar Spaans: Meer gegevens...
-
klagande:
- triste; doloroso; afligido; dolorido; quejoso; plañidero; penoso; apenado; miserable; trágico; quejumbroso; lamentable; desgraciado; deplorable; lastimoso; mísero; regañón; huraño; desabrido; malhumorado; avinagrado; gruñón; ceñudo; alegón; reclamón; refunfuñador; murrio; hosco; quejicoso; pesado; quejando; cargante; mohino
- demandador; suplicante; querellante; lamentaciones; quejas; gruñido; queja
-
klaga:
- lamentar; gemir; quejarse; plañirse; refunfuñar; gruñir; fastidiar; dar la tabarra; hacer objeciones contra; oponerse a; objetar contra; pesar sobre; tronar; reñir; zarpar; insultar; chillar; maldecir; pelearse; renegar; rabiar; bramar; ajear; enfurecerse; vociferar; desentonar; despotricar; blasfemar; echar pestes; imprecar; embravecerse; hacer estragos; desatarse contra; agredir de palabra; lanzar blasfemias; despotricar contra; ir embalado; reclamar; plañir; llorar la meurte de alguien; reprobar; regañar; rugir; zumbar; retumbar; burbujear; rezongar; borbotear; hacer ruidos; estar a la sombra; estar en chirona; llorar; lloriquear; desternillarse de risa; descoyuntarse de risa; murmurar
-
Wiktionary:
- klagande → acusador
- klaga → quejarse, reñir, lamentarse, lamentar, refunfuñar, gruñir
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor klagande (Zweeds) in het Spaans
klagande:
-
klagande (sorgefullt; sorgefull; sorgset)
triste; doloroso; afligido; dolorido; quejoso; plañidero; penoso; apenado; miserable; trágico; quejumbroso; lamentable; desgraciado; deplorable; lastimoso; mísero-
triste bijvoeglijk naamwoord
-
doloroso bijvoeglijk naamwoord
-
afligido bijvoeglijk naamwoord
-
dolorido bijvoeglijk naamwoord
-
quejoso bijvoeglijk naamwoord
-
plañidero bijvoeglijk naamwoord
-
penoso bijvoeglijk naamwoord
-
apenado bijvoeglijk naamwoord
-
miserable bijvoeglijk naamwoord
-
trágico bijvoeglijk naamwoord
-
quejumbroso bijvoeglijk naamwoord
-
lamentable bijvoeglijk naamwoord
-
desgraciado bijvoeglijk naamwoord
-
deplorable bijvoeglijk naamwoord
-
lastimoso bijvoeglijk naamwoord
-
mísero bijvoeglijk naamwoord
-
-
klagande (jämrande; stönande)
-
klagande (knotande; surande; knorrandet; surandet; muttrandet; knotandet; klagandet)
regañón; huraño; desabrido; malhumorado; avinagrado; gruñón; ceñudo; alegón; reclamón; refunfuñador-
regañón bijvoeglijk naamwoord
-
huraño bijvoeglijk naamwoord
-
desabrido bijvoeglijk naamwoord
-
malhumorado bijvoeglijk naamwoord
-
avinagrado bijvoeglijk naamwoord
-
gruñón bijvoeglijk naamwoord
-
ceñudo bijvoeglijk naamwoord
-
alegón bijvoeglijk naamwoord
-
reclamón bijvoeglijk naamwoord
-
refunfuñador bijvoeglijk naamwoord
-
-
klagande
murrio; hosco; lastimoso; quejumbroso; quejicoso; pesado; huraño; desabrido; quejando; cargante; mohino-
murrio bijvoeglijk naamwoord
-
hosco bijvoeglijk naamwoord
-
lastimoso bijvoeglijk naamwoord
-
quejumbroso bijvoeglijk naamwoord
-
quejicoso bijvoeglijk naamwoord
-
pesado bijvoeglijk naamwoord
-
huraño bijvoeglijk naamwoord
-
desabrido bijvoeglijk naamwoord
-
quejando bijvoeglijk naamwoord
-
cargante bijvoeglijk naamwoord
-
mohino bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor klagande:
Synoniemen voor "klagande":
klaga:
-
klaga (gnälla)
-
klaga (jämra sig)
-
klaga (knota)
-
klaga (gnata)
-
klaga (göra invändningar; opponera sig)
hacer objeciones contra; oponerse a; objetar contra; pesar sobre-
hacer objeciones contra werkwoord
-
oponerse a werkwoord
-
objetar contra werkwoord
-
pesar sobre werkwoord
-
-
klaga (knorra; muttra; morra lågt)
tronar; reñir; zarpar; gruñir; insultar; chillar; maldecir; pelearse; renegar; rabiar; refunfuñar; bramar; ajear; enfurecerse; vociferar; desentonar; despotricar; blasfemar; echar pestes; imprecar; embravecerse; hacer estragos; desatarse contra; agredir de palabra; lanzar blasfemias; despotricar contra; ir embalado-
tronar werkwoord
-
reñir werkwoord
-
zarpar werkwoord
-
gruñir werkwoord
-
insultar werkwoord
-
chillar werkwoord
-
maldecir werkwoord
-
pelearse werkwoord
-
renegar werkwoord
-
rabiar werkwoord
-
refunfuñar werkwoord
-
bramar werkwoord
-
ajear werkwoord
-
enfurecerse werkwoord
-
vociferar werkwoord
-
desentonar werkwoord
-
despotricar werkwoord
-
blasfemar werkwoord
-
echar pestes werkwoord
-
imprecar werkwoord
-
embravecerse werkwoord
-
hacer estragos werkwoord
-
desatarse contra werkwoord
-
agredir de palabra werkwoord
-
lanzar blasfemias werkwoord
-
despotricar contra werkwoord
-
ir embalado werkwoord
-
-
klaga (protestera)
-
klaga (begråta; beklaga; jämra)
-
klaga (gruffa; knorra; knota)
reprobar; regañar; rugir; zumbar; gruñir; refunfuñar; retumbar; burbujear; rezongar; borbotear; hacer ruidos; estar a la sombra; estar en chirona-
reprobar werkwoord
-
regañar werkwoord
-
rugir werkwoord
-
zumbar werkwoord
-
gruñir werkwoord
-
refunfuñar werkwoord
-
retumbar werkwoord
-
burbujear werkwoord
-
rezongar werkwoord
-
borbotear werkwoord
-
hacer ruidos werkwoord
-
estar a la sombra werkwoord
-
estar en chirona werkwoord
-
-
klaga (gråta; jämra sig)
-
klaga (muttra; mumla)
-
klaga (skrika; skria)
desternillarse de risa; descoyuntarse de risa-
desternillarse de risa werkwoord
-
descoyuntarse de risa werkwoord
-
-
klaga (brumma; kurra; knorra; knota)
murmurar; gruñir; rezongar; hacer ruidos-
murmurar werkwoord
-
gruñir werkwoord
-
rezongar werkwoord
-
hacer ruidos werkwoord
-
Conjugations for klaga:
presens
- klagar
- klagar
- klagar
- klagar
- klagar
- klagar
imperfekt
- klagade
- klagade
- klagade
- klagade
- klagade
- klagade
framtid 1
- kommer att klaga
- kommer att klaga
- kommer att klaga
- kommer att klaga
- kommer att klaga
- kommer att klaga
framtid 2
- skall klaga
- skall klaga
- skall klaga
- skall klaga
- skall klaga
- skall klaga
conditional
- skulle klaga
- skulle klaga
- skulle klaga
- skulle klaga
- skulle klaga
- skulle klaga
perfekt particip
- har klagat
- har klagat
- har klagat
- har klagat
- har klagat
- har klagat
imperfekt particip
- hade klagat
- hade klagat
- hade klagat
- hade klagat
- hade klagat
- hade klagat
blandad
- klaga!
- klaga!
- klagad
- klagande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de
Vertaal Matrix voor klaga:
Synoniemen voor "klaga":
Wiktionary: klaga
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• klaga | → quejarse | ↔ bitch — complain (about something) spitefully |
• klaga | → quejarse | ↔ beschweren — (reflexiv) sich bei jemandem gegen etwas Unerwünschtes verwahren |
• klaga | → reñir | ↔ hadern — mit jemandem oder etwas unzufrieden sein und das beklagen; jemanden oder etwas anklagen; mit jemandem streiten. |
• klaga | → lamentarse | ↔ jammern — sich weinerlich (und traurig) beschweren, wehklagen |
• klaga | → quejarse | ↔ klagen — Unzufriedenheit über eine Situation äußern |
• klaga | → lamentar | ↔ lamentieren — abwertend: jammern, klagen |
• klaga | → refunfuñar; gruñir | ↔ nörgeln — penetrant/störend, aber nicht aggressiv seinen Unmut äußern |