Zweedse en Spaanse zoekresultaten voor: röra

el amontonamiento; el gran cantidad; la acumulación; el gran número

• amontonamiento [el ~] zelfstandig naamwoord
• gran cantidad [el ~] zelfstandig naamwoord
• acumulación [la ~] zelfstandig naamwoord
• gran número [el ~] zelfstandig naamwoord

la chapucería; el frangollo; la porquería

• chapucería [la ~] zelfstandig naamwoord
• frangollo [el ~] zelfstandig naamwoord
• porquería [la ~] zelfstandig naamwoord

la chapucería

• chapucería [la ~] zelfstandig naamwoord

el puchero; el batiborrillo; el estofado de patatas con verdura

• puchero [el ~] zelfstandig naamwoord
• batiborrillo [el ~] zelfstandig naamwoord
• estofado de patatas con verdura [el ~] zelfstandig naamwoord

el estropicio; la ruina; la porquería; el batiburrillo; el grupo; el desorden; el caos; la banda

• estropicio [el ~] zelfstandig naamwoord
• ruina [la ~] zelfstandig naamwoord
• porquería [la ~] zelfstandig naamwoord
• batiburrillo [el ~] zelfstandig naamwoord
• grupo [el ~] zelfstandig naamwoord
• desorden [el ~] zelfstandig naamwoord
• caos [el ~] zelfstandig naamwoord
• banda [la ~] zelfstandig naamwoord

el desechos

• desechos [el ~] zelfstandig naamwoord

el paquete; el mazo; el potpurrí; el conjunto; el traje; la orden; el peso; la mochila; el montón; el marco; la molestia; el envase; la masa; el grupo; el embalaje; el mandato; el progreso; el desorden; la colección; la maraña; el problemas; la cuadrilla; el envoltorio; el gravamen; el estorbo; el fardo; la imputación; el fajo; la tropas; la compilación; el petate; el desbarajuste; el revoltijo; el hatajo; el pelotón; la mezcolanza; el popurrí; la patrulla de reconocimiento

• paquete [el ~] zelfstandig naamwoord
• mazo [el ~] zelfstandig naamwoord
• potpurrí [el ~] zelfstandig naamwoord
• conjunto [el ~] zelfstandig naamwoord
• traje [el ~] zelfstandig naamwoord
• orden [la ~] zelfstandig naamwoord
• peso [el ~] zelfstandig naamwoord
• mochila [la ~] zelfstandig naamwoord
• montón [el ~] zelfstandig naamwoord
• marco [el ~] zelfstandig naamwoord
• molestia [la ~] zelfstandig naamwoord
• envase [el ~] zelfstandig naamwoord
• masa [la ~] zelfstandig naamwoord
• grupo [el ~] zelfstandig naamwoord
• embalaje [el ~] zelfstandig naamwoord
• mandato [el ~] zelfstandig naamwoord
• progreso [el ~] zelfstandig naamwoord
• desorden [el ~] zelfstandig naamwoord
• colección [la ~] zelfstandig naamwoord
• maraña [la ~] zelfstandig naamwoord
• problemas [el ~] zelfstandig naamwoord
• cuadrilla [la ~] zelfstandig naamwoord
• envoltorio [el ~] zelfstandig naamwoord
• gravamen [el ~] zelfstandig naamwoord
• estorbo [el ~] zelfstandig naamwoord
• fardo [el ~] zelfstandig naamwoord
• imputación [la ~] zelfstandig naamwoord
• fajo [el ~] zelfstandig naamwoord
• tropas [la ~] zelfstandig naamwoord
• compilación [la ~] zelfstandig naamwoord
• petate [el ~] zelfstandig naamwoord
• desbarajuste [el ~] zelfstandig naamwoord
• revoltijo [el ~] zelfstandig naamwoord
• hatajo [el ~] zelfstandig naamwoord
• pelotón [el ~] zelfstandig naamwoord
• mezcolanza [la ~] zelfstandig naamwoord
• popurrí [el ~] zelfstandig naamwoord
• patrulla de reconocimiento [la ~] zelfstandig naamwoord

la porquerías; el chapuzas; el enredos; la chapucerías

• porquerías [la ~] zelfstandig naamwoord
• chapuzas [el ~] zelfstandig naamwoord
• enredos [el ~] zelfstandig naamwoord
• chapucerías [la ~] zelfstandig naamwoord

el piensos compuestos

• piensos compuestos [el ~] zelfstandig naamwoord

el montón; el vaivén

• montón [el ~] zelfstandig naamwoord
• vaivén [el ~] zelfstandig naamwoord

el caos; el desorden

• caos [el ~] zelfstandig naamwoord
• desorden [el ~] zelfstandig naamwoord

el borrador; el chapuzas; la chapucería; el chanchullos; el chapuz; el garrapatos; el embrollos

• borrador [el ~] zelfstandig naamwoord
• chapuzas [el ~] zelfstandig naamwoord
• chapucería [la ~] zelfstandig naamwoord
• chanchullos [el ~] zelfstandig naamwoord
• chapuz [el ~] zelfstandig naamwoord
• garrapatos [el ~] zelfstandig naamwoord
• embrollos [el ~] zelfstandig naamwoord

ir; dirigirse

• ir werkwoord
• dirigirse werkwoord

concenir; referirse a; tocar

• concenir werkwoord
• referirse a werkwoord
• tocar werkwoord

concernir; referirse a; atañer; afectar; tocar a

• concernir werkwoord
• referirse a werkwoord
• atañer werkwoord
• afectar werkwoord
• tocar a werkwoord

mezclar; mover

• mezclar werkwoord
• mover werkwoord

tocar

• tocar werkwoord

concernir

• concernir werkwoord

tocar; fomentar; alterar; mencionar de paso; cobrar; rozar; interrumpir; excitar; perturbar; trastornar; desordenar; tocar un poco; tocar un momento; rozar apenas; tocar apenas

• tocar werkwoord
• fomentar werkwoord
• alterar werkwoord
• mencionar de paso werkwoord
• cobrar werkwoord
• rozar werkwoord
• interrumpir werkwoord
• excitar werkwoord
• perturbar werkwoord
• trastornar werkwoord
• desordenar werkwoord
• tocar un poco werkwoord
• tocar un momento werkwoord
• rozar apenas werkwoord
• tocar apenas werkwoord

mover; conmover; emocionar; revolver

• mover werkwoord
• conmover werkwoord
• emocionar werkwoord
• revolver werkwoord

agitar; batir; remover un líquido

• agitar werkwoord
• batir werkwoord
• remover un líquido werkwoord

moverse

• moverse werkwoord

tocar una cosa

• tocar una cosa werkwoord

remover

• remover werkwoord

incitar; atizar; instigar

• incitar werkwoord
• atizar werkwoord
• instigar werkwoord

fomentar; alterar; interrumpir; perturbar; trastornar

• fomentar werkwoord
• alterar werkwoord
• interrumpir werkwoord
• perturbar werkwoord
• trastornar werkwoord

agitar; poner en movimiento

• agitar werkwoord
• poner en movimiento werkwoord

mover; conmover

• mover werkwoord
• conmover werkwoord