Overzicht
Zweeds naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. seger:
  2. seger-:
  3. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor seger (Zweeds) in het Spaans

seger:

seger [-en] zelfstandig naamwoord

  1. seger (triumph)
    el triunfo; la victoria
    • triunfo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • victoria [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. seger (självseger)
    la victoria sobre uno mismo

Vertaal Matrix voor seger:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
triunfo seger; triumph trumfkort
victoria seger; triumph
victoria sobre uno mismo seger; självseger

Synoniemen voor "seger":


Wiktionary: seger


Cross Translation:
FromToVia
seger victoria victory — an instance of having won a competition or battle

seger-:

seger- bijvoeglijk naamwoord

  1. seger- (segerrik)
    victorioso; triunfante; triunfal

Vertaal Matrix voor seger-:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
triunfal seger-; segerrik i triumf; segerrikt; triumfatorisk; triumferande; triumferandet
triunfante seger-; segerrik i triumf; segerrikt; triumfatorisk; triumferande; triumferandet
victorioso seger-; segerrik i triumf; segerrik; segerrikt; triumfatorisk; triumferande; triumferandet

Verwante vertalingen van seger