Overzicht
Zweeds naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Island:
  2. Wiktionary:
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. island:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Island (Zweeds) in het Engels

Island:

Island zelfstandig naamwoord

  1. Island
    the Iceland
    – an island republic on the island of Iceland; became independent of Denmark in 1944 1
    • Iceland [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. Island
    the Iceland
    • Iceland [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Island:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Iceland Island

Wiktionary: Island

Island
proper noun
  1. country in Europe

Cross Translation:
FromToVia
Island Iceland Island — Inselstaat im Nordatlantik
Island Iceland Islande — Pays d’Europe



Engels

Uitgebreide vertaling voor Island (Engels) in het Zweeds

island:

island [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the island (isle)
    ö
    • ö [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor island:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ö island; isle

Verwante woorden van "island":

  • islands

Synoniemen voor "island":


Verwante definities voor "island":

  1. a zone or area resembling an island1
  2. a land mass (smaller than a continent) that is surrounded by water1

Wiktionary: island

island
noun
  1. entity surrounded by other entities that are very different from itself
    • islandö
  2. area of land completely surrounded by water

Cross Translation:
FromToVia
island ö Eiland — (kleine) Insel
island ö Insel — vollständig von Wasser umgebenes Stück Land, das nicht als Kontinent gilt
island ö eiland — een stuk land dat omringd is door water
island ö; holme; kobbe; skär île — Terre entourée d’eau

Verwante vertalingen van Island