Overzicht
Zweeds naar Engels:   Meer gegevens...
  1. prick:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor prick (Zweeds) in het Engels

prick:

prick [-en] zelfstandig naamwoord

  1. prick (karl; pojke; grabb)
    the guy; the bloke; the fellow; the chap
    • guy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bloke [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fellow [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chap [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. prick (liten fläck)
    the dot; the speckle; the speck
    • dot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • speckle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • speck [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor prick:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bloke grabb; karl; pojke; prick grabb; karl; kille; kis; man; polare; typ
chap grabb; karl; pojke; prick gosse; grabb; gubbe; karl; kille; kis; man; polare; typ
dot liten fläck; prick
fellow grabb; karl; pojke; prick följeslagare; gosse; grabb; gubbe; kamrat; karl; kille; kis; kollega; kompis; ledsagare; man; medarbetare; polare; typ; vän
guy grabb; karl; pojke; prick busfrö; gosse; grabb; gubbe; kille; lymmel; pojkvasker; slyngel
speck liten fläck; prick fläck
speckle liten fläck; prick
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dot märka med små fläckar; pricka
speckle märka med små fläckar; pricka
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
bloke snubbe; tjomme
chap kurre; prisse; snubbe
fellow kurre; prisse; snubbe; sälle
guy snubbe; tjomme

Synoniemen voor "prick":


Wiktionary: prick

prick
adverb
  1. in an exact manner
noun
  1. small spot or mark
  2. a round or irregular patch of a different color

Cross Translation:
FromToVia
prick pip AugePunkte auf einem Spielewürfel

Verwante vertalingen van prick