Overzicht
Zweeds naar Engels:   Meer gegevens...
  1. norm:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor norm (Zweeds) in het Engels

norm:

norm [-en] zelfstandig naamwoord

  1. norm (standard)
    the norm; the standard; the measure
    • norm [the ~] zelfstandig naamwoord
    • standard [the ~] zelfstandig naamwoord
    • measure [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. norm (kriterium; rättesnöre)
    the criterion; the touchstone; the standard; the reagent; the test
    • criterion [the ~] zelfstandig naamwoord
    • touchstone [the ~] zelfstandig naamwoord
    • standard [the ~] zelfstandig naamwoord
    • reagent [the ~] zelfstandig naamwoord
    • test [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor norm:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
criterion kriterium; norm; rättesnöre kriterium; reagens; villkor
measure norm; standard avgörande; beslut; deciliter mått; dimension; liter mått; moderation; mått; måtta; måttlighet; omkrets; storlek; utsträckning; volym mått
norm norm; standard
reagent kriterium; norm; rättesnöre reagens
standard kriterium; norm; rättesnöre; standard fana; flagga; standar; standard; stöd
test kriterium; norm; rättesnöre examen; experiment; förprov; försök; komputerprov; prov; prövning; reagens; test; test 6- el.
touchstone kriterium; norm; rättesnöre reagens
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
measure mäta; mäta ut
test anhålla om; examinera; försöka; kolla; kontrollera; pröva; pröva ut; smaka; testa; undersöka
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
measure avmäta; måttstock; uppmäta; åtgärd
standard fullödig; fullödigt; likare; lödig; lödigt
test avprova
touchstone probersten; prövosten

Synoniemen voor "norm":


Wiktionary: norm

norm
noun
  1. in analysis
  2. that which is normal
  3. of a vector

Cross Translation:
FromToVia
norm norm normerègle, loi directrice, type, standard.