Overzicht
Zweeds naar Engels:   Meer gegevens...
  1. fläck:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor fläck (Zweeds) in het Engels

fläck:

fläck [-en] zelfstandig naamwoord

  1. fläck
    the spatter; the spot; the blot; the speck; the stain; the dirt-mark
    • spatter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • speck [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stain [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dirt-mark [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. fläck
    the stain; the spot
    • stain [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spot [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. fläck
    the spot
    • spot [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. fläck (smutsfläck)
    the stain
    • stain [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fläck:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blot fläck
dirt-mark fläck
spatter fläck
speck fläck liten fläck; prick
spot fläck finne; reklamfilm
stain fläck; smutsfläck brännmärke; skamfläck; smutsfleck
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blot befläcka; smeta ut; stryka ut
spatter plaska
spot avslöja; röja; uppenbara; yppa
stain besudla; fläcka; färga av sig; smeta ner; smutsa ned; smutsa ner; spilla
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
blot läska; sudda
spot slurk

Wiktionary: fläck

fläck
noun
  1. small spot
  2. small spot or mark
  3. mark on fruit
  4. stain
  5. a round or irregular patch of a different color
  6. discoloured spot or area

Cross Translation:
FromToVia
fläck stain; spot Fleck — Stelle, die verschmutzt (und schlecht[1]) ist
fläck place; spot Fleck — bestimmter Ort
fläck place; spot Fleckerlbairisch, österreichisch: Verkleinerungsform von Fleck
fläck glitch; snag accroc — Déchirure faite dans un tissu par quelque chose de pointu ou qui accrocher.

Verwante vertalingen van fläck