Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Engels ->Zoek: lättja

Zweedse en Engelse zoekresultaten voor: lättja

Overzicht

Zweeds naar Engels: Meer gegevens...

lattja:
- play
lättja:
- trifling; indiference; indolence; idleness; laziness
Wiktionary:
- lättja → laziness, sloth
- lättja → laziness, idleness, faineance

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor lättja (Zweeds) in het Engels

lattja:

lattja

lattja
play
- play

Vertaal Matrix voor lattja:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
play		barnlek; förehavande; kamp; lek; lekande; marginal; match; skådespel; spel; tävling
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
play		Spela upp; föregiva; leka runt; låtsa; spela; springa vilt som en häst
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
play	lattja	teaterpjäs

Synoniemen voor "lattja":

lek; skoja

lättja:

lättja [-en] zelfstandig naamwoord

lättja (lättsinnig lek)
the trifling
- trifling [the ~] zelfstandig naamwoord
lättja (likgiltighet; slöhet)
the indiference; the indolence
- indiference [the ~] zelfstandig naamwoord
- indolence [the ~] zelfstandig naamwoord
lättja (lathet; slöhet)
the idleness; the laziness
- idleness [the ~] zelfstandig naamwoord
- laziness [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lättja:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
idleness	lathet; lättja; slöhet	lathet
indiference	likgiltighet; lättja; slöhet
indolence	likgiltighet; lättja; slöhet	indolens; lathet; lojhet; långsamhet; slöhet
laziness	lathet; lättja; slöhet	indolens; lojhet; långsamhet; slöhet
trifling	lättja; lättsinnig lek
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
trifling		betydelslöst; meningslöst; obetydlig; obetydligt; oviktig; oviktigt; trivial; trivialt
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
indolence		håglöshet
trifling		försumbar; småttig

Synoniemen voor "lättja":

lathet; förslappning

Wiktionary: lättja

lättja

noun

quality of being lazy
- laziness → lättja
laziness
- sloth → lättja; lathet

Cross Translation:

From	To	Via
• lättja	→ laziness; idleness	↔ Faulheit — innere Grundstimmung oder Geisteshaltung, nichts Mühsames tun zu wollen
• lättja	→ faineance; idleness	↔ Müßiggang — dauerhafte Untätigkeit (in der Umgangssprache negativer besetzt als Muße)