Joint: vertaling Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Engels: Meer gegevens...

joint:
- Wiktionary:
  joint → joint
  joint → joint, spliff
- Synoniemen voor "joint":
  feting; marijuanacigarett

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

joint:
- fog; skarv; öglad; sammanfogning; uttal; led; rad; länga; grundläggning; föreningsställe
- gemensam; gemensamt; forma en enhet
- ledgång; samfälld; scharner
Wiktionary:
- joint → joppe, jolle, joint, kåken, hak, sylta, led
- joint → led, stek, fog, joint, klyfta, gemensam

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor joint (Zweeds) in het Engels

joint:

Synoniemen voor "joint":

feting; marijuanacigarett

Wiktionary: joint

joint

noun

marijuana cigarette
- joint → joppe; jolle; joint

Cross Translation:

From	To	Via
• joint	→ joint; spliff	↔ Joint — mit Haschisch oder Marihuana gedrehte Zigarette

Engels

Uitgebreide vertaling voor joint (Engels) in het Zweeds

joint:

joint [the ~] zelfstandig naamwoord

the joint (ligature; hinge; hinge joint; ball-and-socket joint)
fog; skarv
- fog [-en] zelfstandig naamwoord
- skarv [-en] zelfstandig naamwoord
the joint (loop; slip knot; tag; looping; coil; kink; twist; twisting; torsion; spiral)
öglad
- öglad zelfstandig naamwoord
the joint (welding)
sammanfogning
- sammanfogning [-en] zelfstandig naamwoord
the joint (articulation)
uttal
- uttal [-ett] zelfstandig naamwoord
the joint (rank; file)
led; rad; länga
- led [-ett] zelfstandig naamwoord
- rad [-en] zelfstandig naamwoord
- länga [-en] zelfstandig naamwoord
the joint (reefer)
grundläggning
- grundläggning [-en] zelfstandig naamwoord
the joint (ball-and-socket joint)
skarv; fog; sammanfogning; föreningsställe
- skarv [-en] zelfstandig naamwoord
- fog [-en] zelfstandig naamwoord
- sammanfogning [-en] zelfstandig naamwoord
- föreningsställe zelfstandig naamwoord

joint bijvoeglijk naamwoord

joint (communal; common)
gemensam; gemensamt
- gemensam bijvoeglijk naamwoord
- gemensamt bijvoeglijk naamwoord
joint (unifying; associated; interconnected; interdependent)
forma en enhet
- forma en enhet bijvoeglijk naamwoord

joint

Vertaal Matrix voor joint:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fog	ball-and-socket joint; hinge; hinge joint; joint; ligature	seam
föreningsställe	ball-and-socket joint; joint
grundläggning	joint; reefer	establishment; foundation; founding; installation
led	file; joint; rank	file; line; rank; row
länga	file; joint; rank
rad	file; joint; rank	chain; concatenation; file; line; queue; rank; row; sequence; sequences; series; string; succession; successions
sammanfogning	ball-and-socket joint; joint; welding	connection
skarv	ball-and-socket joint; hinge; hinge joint; joint; ligature	connecting piece; seam
uttal	articulation; joint	enunciation; pronunciation
öglad	coil; joint; kink; loop; looping; slip knot; spiral; tag; torsion; twist; twisting
-	articulatio; articulation; join; junction; juncture; marijuana cigarette; reefer; roast; spliff; stick
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	articulate
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gemensamt		in common; jointly
ledgång	joint
samfälld	common; joint
scharner	hinge; joint
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
forma en enhet	associated; interconnected; interdependent; joint; unifying
gemensam	common; communal; joint
gemensamt	common; communal; joint	shared; sympathized

Verwante definities voor "joint":

involving both houses of a legislature¹
- a joint session of Congress¹
united or combined¹
- a joint session of Congress¹
- joint owners¹
affecting or involving two or more¹
- joint income-tax return¹
- joint ownership¹
marijuana leaves rolled into a cigarette for smoking¹
junction by which parts or objects are joined together¹
a disreputable place of entertainment¹
(anatomy) the point of connection between two bones or elements of a skeleton (especially if it allows motion)¹
a piece of meat roasted or for roasting and of a size for slicing into more than one portion¹
the shape or manner in which things come together and a connection is made¹
separate (meat) at the joint¹
fasten with a joint¹
provide with a joint¹
- the carpenter jointed two pieces of wood¹
fit as if by joints¹

Wiktionary: joint

joint

noun

marijuana cigarette
- joint → joppe; jolle; joint
prison
- joint → kåken
business
- joint → hak; sylta
part of the body where bones join
- joint → led

Cross Translation:

From	To	Via
• joint	→ led	↔ gewricht — verbinding
• joint	→ stek	↔ Braten — Lebensmittel: In der Röhre gebackenes Stück Fleisch mit Soße
• joint	→ fog	↔ Fuge — trennender, länglicher, unter Umständen auch aufgefüllter Hohlraum zwischen zwei Objekten, zum Beispiel Backsteinen oder Kacheln
• joint	→ led	↔ Gelenk — Anatomie: bewegliche Verbindung von Knochen
• joint	→ joint	↔ Joint — mit Haschisch oder Marihuana gedrehte Zigarette
• joint	→ klyfta	↔ Kluft — tiefer Gesteinsriss, Spalt im Fels oder Erdboden
• joint	→ gemensam	↔ commun — Qui sert, qui peut servir à tout le monde ou seulement à plusieurs personnes.

Zweedse en Engelse zoekresultaten voor: joint

Uitgebreide vertaling voor joint (Zweeds) in het Engels

joint:

Synoniemen voor "joint":

Wiktionary: joint

Uitgebreide vertaling voor joint (Engels) in het Zweeds

joint:

joint [the ~] zelfstandig naamwoord

the joint (ligature; hinge; hinge joint; ball-and-socket joint)

the joint (loop; slip knot; tag; looping; coil; kink; twist; twisting; torsion; spiral)

the joint (welding)

the joint (articulation)

the joint (rank; file)

the joint (reefer)

the joint (ball-and-socket joint)

joint bijvoeglijk naamwoord

joint (communal; common)

joint (unifying; associated; interconnected; interdependent)

joint

joint

joint (common)

joint (hinge)

Vertaal Matrix voor joint:

Verwante woorden van "joint":

Synoniemen voor "joint":

Antoniemen van "joint":

Verwante definities voor "joint":

Wiktionary: joint

Verwante vertalingen van joint