Overzicht
Zweeds naar Engels:   Meer gegevens...
  1. gamma:
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. gamma:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor gamma (Engels) in het Zweeds

gamma:

gamma [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the gamma (spectrum; scale; gamut)
    tonskala; skala; register; omfäng
    • tonskala [-en] zelfstandig naamwoord
    • skala [-en] zelfstandig naamwoord
    • register [-ett] zelfstandig naamwoord
    • omfäng [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gamma:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omfäng gamma; gamut; scale; spectrum
register gamma; gamut; scale; spectrum catalog; catalogue; file; index; register; registry
skala gamma; gamut; scale; spectrum
tonskala gamma; gamut; scale; spectrum gamut; scale; spectrum
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skala peel; rind; scale; skin

Verwante woorden van "gamma":

  • gammas

Synoniemen voor "gamma":

  • letter; letter of the alphabet; alphabetic character
  • field strength unit
  • da Gamma; Vasco da Gamma; Gamma; navigator

Verwante definities voor "gamma":

  1. the 3rd letter of the Greek alphabet1
  2. a unit of magnetic field strength equal to one-hundred-thousandth of an oersted1

Wiktionary: gamma

gamma
noun
  1. the name of the third letter of the Greek alphabet

Cross Translation:
FromToVia
gamma gamma Gamma — Name des dritten griechischen Buchstabens (Majuskel: Γ, Minuskel: γ)

Gamma:


Vertaal Matrix voor Gamma:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- Vasco da Gamma; da Gamma

Verwante definities voor "Gamma":

  1. Portuguese navigator who led an expedition around the Cape of Good Hope in 1497; he sighted and named Natal on Christmas Day before crossing the Indian Ocean (1469-1524)1

Verwante vertalingen van gamma