Overzicht
Zweeds naar Engels:   Meer gegevens...
  1. hiss:
  2. Wiktionary:
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. hiss:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor hiss (Zweeds) in het Engels

hiss:

hiss [-en] zelfstandig naamwoord

  1. hiss
    the elevator
    • elevator [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. hiss
    the lift
    • lift [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. hiss (hisskabin)
    the lift; the elevator cage; the elevator car; the lift cage

Vertaal Matrix voor hiss:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
elevator hiss
elevator cage hiss; hisskabin
elevator car hiss; hisskabin
lift hiss; hisskabin
lift cage hiss; hisskabin hisskorg
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lift dra; dra upp; gräva upp; hala; hala upp; hissa upp; häva upp; lyfta; lyfta upp
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
elevator elevator
lift hjälp; lift

Wiktionary: hiss

hiss
noun
  1. mechanical device for vertically transporting goods or people

Cross Translation:
FromToVia
hiss elevator; lift lift — een verticaal transportsysteem voor goederen en mensen
hiss lift; elevator AufzugTransportmittel zum Auf- und Abtransportieren
hiss lift; elevator Fahrstuhl — Anlage mit der Fähigkeit, durch eine Kabine Personen und Gegenstände vertikal nach oben oder unten zu befördern
hiss elevator; lift ascenseur — Appareil mécanique (1) et (2)

Verwante vertalingen van hiss



Engels

Uitgebreide vertaling voor hiss (Engels) in het Zweeds

hiss:


Vertaal Matrix voor hiss:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- Bronx cheer; bird; boo; fizzle; hissing; hoot; hushing; raspberry; razz; razzing; sibilation; snort
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- boo; sibilate; siss; sizz; whoosh
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
väsa hiss
väsande hiss; hissing sound

Synoniemen voor "hiss":


Antoniemen van "hiss":


Verwante definities voor "hiss":

  1. a cry or noise made to express displeasure or contempt1
  2. a fricative sound (especially as an expression of disapproval)1
  3. show displeasure, as after a performance or speech1
  4. make a sharp hissing sound, as if to show disapproval1
  5. express or utter with a hiss1
  6. move with a whooshing sound1

Wiktionary: hiss

hiss
noun
  1. sound made by a snake, cat, escaping steam, etc.

Cross Translation:
FromToVia
hiss väsa zischenintransitiv, Hilfsverb haben: ein Geräusch machen wie Luft, die durch eine enge Öffnung strömen
hiss väsa zischenintransitiv, Hilfsverb haben: in scharfem Ton mehr oder weniger flüsternd reden

Verwante vertalingen van hiss