Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. uttag:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor uttag (Zweeds) in het Duits

uttag:

uttag [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. uttag (utlopp)
    die Stütze; die treue Stütze

Vertaal Matrix voor uttag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Stütze utlopp; uttag bokstöd; gren; hjälp; klyka; krycka; medverkan; skrev; socialbidrag; socialhjälp; storstag; stävband; stöd; stötta; stöttepelare; understöd
treue Stütze utlopp; uttag

Wiktionary: uttag

uttag
noun
  1. Transaktion, bei der Geld einem Konto entnehmen wird; die Handlung des abheben

Cross Translation:
FromToVia
uttag Entnahme withdrawal — receiving from someone's care what one has earlier entrusted to them