Zweeds
Uitgebreide vertaling voor trädunge (Zweeds) in het Duits
trädunge: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- tärd: vertreten; abgewetzt
- unge: Junge; Jung; Kleine; Knabe; Knirps; Sprößling; Wicht; Kerlchen; Dreikäsehoch; Jugendliche; Heranwachsende; Gör; Teenaager; junger Mensch
- träd: Baum; Struktur
- tråd: Faden; Garn; Zwirn; Bindfaden; Reihfaden; Gewinde; Schraubengewinde; Fädchen; Fäserchen; Streichgarn; Draht; Thread
Wiktionary: trädunge
trädunge
noun
-
(meist schwacher) Baumbestand