Zweeds
Uitgebreide vertaling voor säga åt (Zweeds) in het Duits
säga åt: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- saga: Märchen; Fabel; Geschichte; Erzählung; Legende; Überlieferung
- säga: reden; sagen; erzählen; sprechen; berichten; plaudern; äußern; bemerken; quatschen; klatschen; ausdrücken; schwatzen; tratschen; kommunizieren; petzen; schwätzen; quasseln; plappern; faseln; weitererzählen; deklamieren; babbeln; konversieren; herumerzählen; eine Aussage machen
- äta: essen; speisen; verzehren; verspeisen; aufessen; aufzehren; ernähren; laben; erquicken; lunchen
- åt: zum; zur; bei; nächst; via