Pastoral: vertaling Zweeds

Remove Ads

Overzicht

Zweeds naar Duits: Meer gegevens...

pastoral:
- geistlich; pastoral
Wiktionary:
- pastoral → pastoral
- pastoral → Pastorale

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

pastoral:
- pastoralt; bukoliskt; bukolisk; herde-; pastroral; pastroralt; pastoral; okonstlat; okonstlad; grovhugget; rustikt; grovhuggen; lantligt
Wiktionary:
- pastoral → pastoral

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor pastoral (Zweeds) in het Duits

pastoral:

pastoral bijvoeglijk naamwoord

pastoral (pastoralt)
geistlich; pastoral
- geistlich bijvoeglijk naamwoord
- pastoral bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor pastoral:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
geistlich	pastoral; pastoralt	andligt; andäktig; andäktigt; from; fromt; gudfruktigt; kyrkbesökare; kyrkligt; psykiskt; religiös; religiöst; själisk; själiskt
pastoral	pastoral; pastoralt	bukolisk; bukoliskt; grovhuggen; grovhugget; herde-; lantligt; okonstlad; okonstlat; pastoralt; pastroral; pastroralt; rustikt

Wiktionary: pastoral

pastoral

adjective

in der Art eines Pastors, den Pastoren, sein Amt, seine Tätigkeit betreffend
- pastoral → pastoral
feierlich, würdig
- pastoral → pastoral
ländlich, idyllisch
- pastoral → pastoral

noun

Musik: ländlich anmutendes Singspiel, das im Umfeld der Schäferei spielt
- Pastorale → pastoral

Duits

Uitgebreide vertaling voor pastoral (Duits) in het Zweeds

pastoral:

pastoral bijvoeglijk naamwoord

pastoral
pastoralt; bukoliskt; bukolisk; herde-
- pastoralt bijvoeglijk naamwoord
- bukoliskt bijvoeglijk naamwoord
- bukolisk bijvoeglijk naamwoord
- herde- bijvoeglijk naamwoord
pastoral
pastroral; pastroralt
- pastroral bijvoeglijk naamwoord
- pastroralt bijvoeglijk naamwoord
pastoral (geistlich)
pastoral; pastoralt
- pastoral bijvoeglijk naamwoord
- pastoralt bijvoeglijk naamwoord
pastoral (dörflich; doof; grob; derb; rustik; plump; klobig; ländlich; schwerfällig; ungeschickt; ungehobelt; pfarrlich; bäuerisch; flegelhaft; ungeschliffen; tölpelhaft; täppisch; grobschlächtig; ungeschlacht; lümmelhaft; zutäppisch)
okonstlat; okonstlad; grovhugget; rustikt; grovhuggen; lantligt
- okonstlat bijvoeglijk naamwoord
- okonstlad bijvoeglijk naamwoord
- grovhugget bijvoeglijk naamwoord
- rustikt bijvoeglijk naamwoord
- grovhuggen bijvoeglijk naamwoord
- lantligt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor pastoral:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bukolisk	pastoral
bukoliskt	pastoral
grovhuggen	bäuerisch; derb; doof; dörflich; flegelhaft; grob; grobschlächtig; klobig; ländlich; lümmelhaft; pastoral; pfarrlich; plump; rustik; schwerfällig; täppisch; tölpelhaft; ungehobelt; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; zutäppisch
grovhugget	bäuerisch; derb; doof; dörflich; flegelhaft; grob; grobschlächtig; klobig; ländlich; lümmelhaft; pastoral; pfarrlich; plump; rustik; schwerfällig; täppisch; tölpelhaft; ungehobelt; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; zutäppisch
herde-	pastoral
lantligt	bäuerisch; derb; doof; dörflich; flegelhaft; grob; grobschlächtig; klobig; ländlich; lümmelhaft; pastoral; pfarrlich; plump; rustik; schwerfällig; täppisch; tölpelhaft; ungehobelt; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; zutäppisch	dörflich; ländlich; rustik
okonstlad	bäuerisch; derb; doof; dörflich; flegelhaft; grob; grobschlächtig; klobig; ländlich; lümmelhaft; pastoral; pfarrlich; plump; rustik; schwerfällig; täppisch; tölpelhaft; ungehobelt; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; zutäppisch	natürlich; nicht hubsch; nichthäßlich; rein; unansehnlich; ungekünstelt
okonstlat	bäuerisch; derb; doof; dörflich; flegelhaft; grob; grobschlächtig; klobig; ländlich; lümmelhaft; pastoral; pfarrlich; plump; rustik; schwerfällig; täppisch; tölpelhaft; ungehobelt; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; zutäppisch	natürlich; nicht hubsch; nichthäßlich; rein; unansehnlich; ungekünstelt
pastoral	geistlich; pastoral
pastoralt	geistlich; pastoral
pastroral	pastoral
pastroralt	pastoral
rustikt	bäuerisch; derb; doof; dörflich; flegelhaft; grob; grobschlächtig; klobig; ländlich; lümmelhaft; pastoral; pfarrlich; plump; rustik; schwerfällig; täppisch; tölpelhaft; ungehobelt; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; zutäppisch	dörflich; ländlich; rustik

Synoniemen voor "pastoral":

ausdrucksvoll; geschwollen; hochtrabend; inbrünstig; pathetisch; priesterlich; salbungsvoll; ölig

Wiktionary: pastoral

pastoral

adjective

in der Art eines Pastors, den Pastoren, sein Amt, seine Tätigkeit betreffend
- pastoral → pastoral
feierlich, würdig
- pastoral → pastoral
ländlich, idyllisch
- pastoral → pastoral

Remove Ads

Zweedse en Duitse zoekresultaten voor: pastoral

Uitgebreide vertaling voor pastoral (Zweeds) in het Duits

pastoral:

pastoral bijvoeglijk naamwoord

pastoral (pastoralt)

Vertaal Matrix voor pastoral:

Wiktionary: pastoral

Uitgebreide vertaling voor pastoral (Duits) in het Zweeds

pastoral:

pastoral bijvoeglijk naamwoord

pastoral

pastoral

pastoral (geistlich)

pastoral (dörflich; doof; grob; derb; rustik; plump; klobig; ländlich; schwerfällig; ungeschickt; ungehobelt; pfarrlich; bäuerisch; flegelhaft; ungeschliffen; tölpelhaft; täppisch; grobschlächtig; ungeschlacht; lümmelhaft; zutäppisch)

Vertaal Matrix voor pastoral:

Synoniemen voor "pastoral":

Wiktionary: pastoral