Overzicht
Zweeds naar Duits: Meer gegevens...
- mild:
-
Wiktionary:
- mild → mild, lind, gnädig, glimpflich, bland
- mild → mild, sanft, geschmacklos, fad, wohlriechend, duftend
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
- mild:
- Wiktionary:
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor mild (Zweeds) in het Duits
mild:
-
mild (slät; lugn; slätt; lugnt; jämnt; lent; milt)
-
mild (ömsint; milt; försiktigt)
sanft; milde; weich; mild; samtartig; gnädig; sanftmütig; tolerant; gutherzig; duldsam; edel; jovial; nicht nachtragend-
sanft bijvoeglijk naamwoord
-
milde bijvoeglijk naamwoord
-
weich bijvoeglijk naamwoord
-
mild bijvoeglijk naamwoord
-
samtartig bijvoeglijk naamwoord
-
gnädig bijvoeglijk naamwoord
-
sanftmütig bijvoeglijk naamwoord
-
tolerant bijvoeglijk naamwoord
-
gutherzig bijvoeglijk naamwoord
-
duldsam bijvoeglijk naamwoord
-
edel bijvoeglijk naamwoord
-
jovial bijvoeglijk naamwoord
-
nicht nachtragend bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor mild:
Synoniemen voor "mild":
Wiktionary: mild
mild
Cross Translation:
adjective
-
Meteorologie: nicht zu kalt und nicht zu warm
-
ohne Strenge
-
Phonologie: geringere Geräuschintensität stimmhafter Phoneme im Vergleich zu stimmlosen
-
nicht stark im Geschmack
-
gehoben/dichterisch: angenehm mild, glatt, lauwarm
-
barmherzig, gütiger Gesinnung, Gnade zeigend
-
milde, schonend
- glimpflich → lindrig; skonsam; mild
-
Medizin: mild, reizlos; zum Beispiel auch als Beschreibung einer Schonkost bei einer Diät: schonend
- bland → oförarglig; mild
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• mild | → mild; sanft | ↔ bland — Mild; dull; soft; gentle; smooth in manner; suave |
• mild | → mild; sanft | ↔ bland — Having a soothing effect; not irritating or stimulating |
• mild | → geschmacklos; fad | ↔ bland — Lacking in taste or vigor |
• mild | → wohlriechend; duftend | ↔ sweet — having a pleasant smell |
Duits
Uitgebreide vertaling voor mild (Duits) in het Zweeds
mild:
-
mild (gutherzig; gutartig; wohlwollend; sanftmütig; sanft; großzügig; gutmütig; freigebig; wohltuend; weitherzig)
-
mild (sanftmütig; sanft; milde; weich; samtartig; gnädig; tolerant; gutherzig; duldsam; edel; jovial; nicht nachtragend)
milt; ömsint; försiktigt; mild-
milt bijvoeglijk naamwoord
-
ömsint bijvoeglijk naamwoord
-
försiktigt bijvoeglijk naamwoord
-
mild bijvoeglijk naamwoord
-
-
mild (großmütig; großzügig; edel; hochwürdig; nobel; freizügig; erhaben; tolerant; freigebig; duldsam; jovial)
generös; generöst; storartigt-
generös bijvoeglijk naamwoord
-
generöst bijvoeglijk naamwoord
-
storartigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
mild (freigiebig; reichlich)
mottaglig; mottagligt; fördomsfritt-
mottaglig bijvoeglijk naamwoord
-
mottagligt bijvoeglijk naamwoord
-
fördomsfritt bijvoeglijk naamwoord
-
-
mild (freigebig; herzlich; großzügig; verschwenderisch; offen; freizügig; jovial; weitherzig)