Zweeds
Uitgebreide vertaling voor halvsött (Zweeds) in het Duits
halvsött: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- halv: halb
- stöt: Puff; Ohrfeige; Hieb; Klaps; Maulschelle; Schlag; Krach; Stoß; Anstoß; Knall; Bums; Zusammenstoß; Anprall; Stoßen; Staudruck; Holpern; leichter Stoß
- ståt: Pracht; Prunk; Ehre; Ruhm; Glorie; Angabe; Schneid; Angeberei; Flunkerei; Aufschneiderei; Großtuer; Großsprecherei; Windmacherei; Großtuerei
- sött: nett; schmuck; attraktiv; gutaussehend; lustig; witzig; spaßig; komisch; angenehm; pfiffig; gesellig; fesch; vergnügt; amüsant; drollig; ulkig; vergnüglich; schelmisch; geistreich; schalkhaft; humoristisch; possierlich; possenhaft; spaßhaft; schön; hübsch; niedlich; hold; reizend; lieblich; zierlich; anmutig; goldig; allerliebst; fein; schick; edel; geschmeidig; elegant; entzückend; verschmitzt; galant; grazil; graziös; süß; süßlich; zuckerig; honigsüß; süßschmeckend; zuckerartig
- sätt: Art; Methode; Tendenz; Trend; Neigung; Mode
- halvö: Halbinsel; Landzunge
Spelling Suggesties voor: halvsött
- Searching for suggestions...
Wiktionary: halvsött
Computer vertaling door derden:
Duits
Suggesties voor halvsött in het Duits
Spelling Suggesties voor: halvsött
- Searching for suggestions...
Computer vertaling door derden: