Zweeds
Uitgebreide vertaling voor förskriva (Zweeds) in het Duits
förskriva: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- för: denn; für; pro; nämlich; Bug; das heißt; Steven; Vordersteven
- skriva: schreiben; korrespondieren; eingeben
- frö: Gefühl; Körnchen; Saatgut; Gran; Sämereien
- får: Schafe; Lämmer; Schaf
- försök: Versuchen; Probieren; Versuch; Anstrengung; Test; Experiment; Kraftanstrengungen
- riva: rechen; kratzen; jucken; harken; sich scheuern; zusammenharken; Spalte; reiben; Spalt; zerlegen; abreißen; ausreißen; zerreißen; zerreissen; zerfetzen; raspeln; abtragen; zehren; Riß; entnerven; abwracken; niederreißen; wegreißen; quietschen; knirschen; knarren; einreissen; kratzen auf