Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. date:
  2. Wiktionary:
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Date:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor date (Zweeds) in het Duits

date:

date zelfstandig naamwoord

  1. date (avtalat möte; träff)
    Verhältnis; Date; Liebesverhältnis

Vertaal Matrix voor date:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Date avtalat möte; date; träff
Liebesverhältnis avtalat möte; date; träff kärleks historia; romans
Verhältnis avtalat möte; date; träff bindning; förbindelse; förhållande; liaison; nära samband; omfång; proportion; rätt proportion

Wiktionary: date

date
noun
  1. umgangsspachlich: Verabredung, meistens von zwei Verliebten



Duits

Uitgebreide vertaling voor date (Duits) in het Zweeds

Date:

Date [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Date (Verhältnis; Liebesverhältnis)
    avtalat möte; träff; date

Vertaal Matrix voor Date:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avtalat möte Date; Liebesverhältnis; Verhältnis
date Date; Liebesverhältnis; Verhältnis
träff Date; Liebesverhältnis; Verhältnis Begegnung; Beratung; Einberufung; Konferenz; Kongreß; Sitzung; Tagung; Treffen; Treffer; Treffer ins Schwarze; Unterredung; Veranstaltung; Versammlung; Zusammenkunft; Zusammenrufung; Zusammentreffen

Synoniemen voor "Date":

  • Rendezvous; Stelldichein; Tete-a-Tete; Verabredung

Wiktionary: Date

Date
noun
  1. umgangsspachlich: Verabredung, meistens von zwei Verliebten

Cross Translation:
FromToVia
Date dejt; träff date — meeting with a lover or potential lover; a person so met