Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Duits ->Vertaal vana

Vertaal vana van Zweeds naar Duits

Overzicht

Zweeds naar Duits: Meer gegevens...

vana:
- Gebrauch; Benutzung; Anwendung; Verwendung; Gewand; Kutte; Kirchengewand
Wiktionary:
- vana → Gewohnheit, Angewohnheit
- vana → Gewohnheit, Brauch, Sitte, Angewohnheit, Gebrauch, Gepflogenheit, Usus

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor vana (Zweeds) in het Duits

vana:

vana [-en] zelfstandig naamwoord

vana (sed)
der Gebrauch; die Benutzung; die Anwendung; die Verwendung
- Gebrauch [der ~] zelfstandig naamwoord
- Benutzung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Anwendung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Verwendung [die ~] zelfstandig naamwoord
vana
Gewand; die Kutte; Kirchengewand
- Gewand [das ~] zelfstandig naamwoord
- Kutte [die ~] zelfstandig naamwoord
- Kirchengewand [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vana:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Anwendung	sed; vana	användning; applikation; bruk; program; tillämpning; utövande
Benutzung	sed; vana	användning; bruk; utövande
Gebrauch	sed; vana	användning; bruk; utövande
Gewand	vana	jacka; kappa; mantel; päls; rock; överrock
Kirchengewand	vana
Kutte	vana
Verwendung	sed; vana	användning; bruk; tillämpning; utövande

Synoniemen voor "vana":

tendens; slentrian; bruk; rutin; kutym; sed; habitus

Wiktionary: vana

vana

noun

eine unter gleichartigen Bedingungen reflexhaft entwickeln Reaktionsweise, die durch Wiederholung Stereotyp wurde und beim erleben gleichartiger Situationsbedingungen wie "automatisch" nach demselben Reaktionsschema ausführen wir
- Gewohnheit → vana
Handlung, die zur Routine wurde und immer wieder, oft unbewusst, wiederholt wird
- Angewohnheit → vana

Cross Translation:

From	To	Via
• vana	→ Gewohnheit; Brauch; Sitte	↔ custom — frequent repetition of the same act
• vana	→ Gewohnheit	↔ wont — habitual way of doing things
• vana	→ Brauch; Sitte; Angewohnheit; Gebrauch; Gepflogenheit; Gewohnheit; Usus	↔ coutume — À trier
• vana	→ Angewohnheit; Brauch; Gebrauch; Gepflogenheit; Gewohnheit; Usus	↔ habitude — disposition acquérir par des actes réitérer.

Verwante vertalingen van vana