Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. spark:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor spark (Zweeds) in het Duits

spark:

spark

  1. spark (nöje; njutning)
    der Fußtritt; der Stoß
    • Fußtritt [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stoß [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spark:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Fußtritt njutning; nöje; spark trappor
Stoß njutning; nöje; spark ansamling; bump; dunk; duns; hög; klapp; lätt knuff; meningskiljaktlighet; misshällighet; motsättning; simtag; skakning; slag; slag med öppen hand; smäll; stöt; stöta ihop med; trave; törn

Synoniemen voor "spark":

  • kick

Wiktionary: spark

spark
noun
  1. der Tritt einer Person, um diese zu demütigen oder zu züchtigen

Cross Translation:
FromToVia
spark Tretschlitten kicksled — type of small sled

Computer vertaling door derden: