Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. rim:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor rim (Zweeds) in het Duits

rim:

rim [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. rim
    der Reim
    • Reim [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. rim
    der Reim; die Reimerei
    • Reim [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Reimerei [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. rim (rimord)
    Reimwort
    • Reimwort [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rim:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Reim rim
Reimerei rim
Reimwort rim; rimord

Wiktionary: rim

rim
noun
  1. kein Plural: Zustand, Ausrichtung der Gedanken einer Person
  2. lautliche Übereinstimmung oder Ähnlichkeit in gleicher Position bei sprachlichen Ausdrücken

Cross Translation:
FromToVia
rim Reim rijm — een vers waarvan een regel eindigt in een woord dat klankverwantschap vertoont met het einde van een andere regel
rim Raueis; Raufrost givre — Légère couche de glace dont se couvrent les arbres, les buissons. etc., quand la température devient assez froide pour congeler l’humidité qui est dans l’air.