Zweeds

Uitgebreide vertaling voor rassel (Zweeds) in het Duits

rassel:

rassel [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. rassel (prassel; frasande)
    Geräusch; Rauschen
  2. rassel (skrammel; slammer)
    der Rammler; der Klapper; die Rassel; Plappermaul; die Plappertasche; die Klappe; die Plaudertasche

Vertaal Matrix voor rassel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Geräusch frasande; prassel; rassel oljud; oväsen; sorlande; surrande
Klappe rassel; skrammel; slammer gap; klaff; käft; mun; näbb; skramla
Klapper rassel; skrammel; slammer en som applåderar; klappa; knallkaramell; krocka; skaller; skramla; skrammel; slå; tunga
Plappermaul rassel; skrammel; slammer
Plappertasche rassel; skrammel; slammer skramla
Plaudertasche rassel; skrammel; slammer
Rammler rassel; skrammel; slammer
Rassel rassel; skrammel; slammer klappa; skaller; skramla; skrammel; tunga
Rauschen frasande; prassel; rassel