Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. ordlek:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor ordlek (Zweeds) in het Duits

ordlek:

ordlek [-en] zelfstandig naamwoord

  1. ordlek (vits)
    der Spaß; die Freude; Vergnügen
    • Spaß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Freude [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Vergnügen [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. ordlek
    Wortspiel

Vertaal Matrix voor ordlek:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Freude ordlek; vits behag; gladhet; gladlynthet; glatt lynne; glädje; glättighet; munterhet; njutning; nöje; skoj; tillfredställd; upptåg; vara nöjd med; åtnjutande
Spaß ordlek; vits festligt; gladhet; glädje; humor; munterhet; nöje; rolighet; skoj; skämt; upptåg; vits
Vergnügen ordlek; vits behag; festligt; förströelse; gladhet; glädje; munterhet; njutning; nöje; skoj; tillfredsställelse; tillfredställd; underhållning; upptåg; vara nöjd med; åtnjutande
Wortspiel ordlek
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
Freude glädje

Wiktionary: ordlek

ordlek
noun
  1. witziges Spiel mit Worten, z. B. mit deren Mehrdeutigkeit

Cross Translation:
FromToVia
ordlek Wortspiel pun — joke or type of wordplay