Naivitet in het Duits vertaald uit het Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Duits: Meer gegevens...

naivitet:
- Leichtgläubigkeit; Gutgläubigkeit; Einfachheit; Naivität; Einfalt; Schlichtheit; Unschuld; Albernheit; Einfältigkeit; Kindlichkeit; Geistlosigkeit; Unverdorbenheit

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor naivitet (Zweeds) in het Duits

naivitet (godtrogenhet; lättrogenhet)
die Leichtgläubigkeit; die Gutgläubigkeit
- Leichtgläubigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gutgläubigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
naivitet (enfald; dumhet)
die Einfachheit; die Naivität; die Einfalt; die Schlichtheit; die Unschuld; die Albernheit; die Einfältigkeit; die Kindlichkeit; die Geistlosigkeit; die Gutgläubigkeit
- Einfachheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Naivität [die ~] zelfstandig naamwoord
- Einfalt [die ~] zelfstandig naamwoord
- Schlichtheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Unschuld [die ~] zelfstandig naamwoord
- Albernheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Einfältigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Kindlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Geistlosigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gutgläubigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
naivitet (oskyldighet)
die Unschuld; die Einfalt; die Einfachheit; die Schlichtheit; die Naivität; die Kindlichkeit; die Unverdorbenheit; die Gutgläubigkeit
- Unschuld [die ~] zelfstandig naamwoord
- Einfalt [die ~] zelfstandig naamwoord
- Einfachheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Schlichtheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Naivität [die ~] zelfstandig naamwoord
- Kindlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Unverdorbenheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gutgläubigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Albernheit	dumhet; enfald; naivitet	barnslighet; dumt skämt; dåraktighet; dårskap; enfaldighet; fåraktighet; galenskap; idioti
Einfachheit	dumhet; enfald; naivitet; oskyldighet	anspråkslöshet; bekvämlighet; dåraktighet; dårskap; enkelhet; frugalitet; galenskap; idioti
Einfalt	dumhet; enfald; naivitet; oskyldighet	anspråkslöshet; blygsamhet; dåraktighet; dårskap; enkelhet; frugalitet; galenskap; idioti; naturlighet; otvungenhet
Einfältigkeit	dumhet; enfald; naivitet	dumhet; duvenhet; dåraktighet; dårskap; enfald; faddhet; galenskap; idioti; naturlighet; otvungenhet
Geistlosigkeit	dumhet; enfald; naivitet	dumhet; duvenhet; dåraktighet; dårskap; enfald; faddhet; galenskap; idioti
Gutgläubigkeit	dumhet; enfald; godtrogenhet; lättrogenhet; naivitet; oskyldighet	naturlighet; otvungenhet
Kindlichkeit	dumhet; enfald; naivitet; oskyldighet	barnslighet; dåraktighet; dårskap; galenskap; idioti; naturlighet; otvungenhet
Leichtgläubigkeit	godtrogenhet; lättrogenhet; naivitet
Naivität	dumhet; enfald; naivitet; oskyldighet	barndom; naturlighet; otvungenhet; senilitet; ålderdomsslöhet
Schlichtheit	dumhet; enfald; naivitet; oskyldighet	anspråkslöshet; blygsamhet; enkelhet; frugalitet
Unschuld	dumhet; enfald; naivitet; oskyldighet	fullkomlighet; fulländning; ofelbarhet; ordentlighet; ordning
Unverdorbenheit	naivitet; oskyldighet