Krus in het Duits vertaald uit het Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Duits: Meer gegevens...

krus:
- Kanne; Kännchen; Karaffe; Kannen; Krug; Krüge; Wärmflasche; Flasche; Wasserkanne; Gießer; Schenkkanne
Wiktionary:
- krus → Krug, Krause

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor krus (Zweeds) in het Duits

krus (kanna; tillbringare; kruka)
die Kanne; Kännchen; die Karaffe
- Kanne [die ~] zelfstandig naamwoord
- Kännchen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Karaffe [die ~] zelfstandig naamwoord
krus (tillbringare; kannor; stop; krukor; stånkor)
die Kannen
- Kannen [die ~] zelfstandig naamwoord
krus (kanna; kruka; tillbringare)
der Krug; die Krüge; die Wärmflasche; die Flasche
- Krug [der ~] zelfstandig naamwoord
- Krüge [die ~] zelfstandig naamwoord
- Wärmflasche [die ~] zelfstandig naamwoord
- Flasche [die ~] zelfstandig naamwoord
krus (vattenkanna)
die Karaffe; die Wasserkanne
- Karaffe [die ~] zelfstandig naamwoord
- Wasserkanne [die ~] zelfstandig naamwoord
krus (handkanna)
die Wärmflasche
- Wärmflasche [die ~] zelfstandig naamwoord
krus (vinkanna)
Kännchen; die Kanne; der Gießer; die Schenkkanne
- Kännchen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Kanne [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gießer [der ~] zelfstandig naamwoord
- Schenkkanne [die ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Flasche	kanna; kruka; krus; tillbringare	fiasko; flakong; flaska; odugling; vin flaska
Gießer	krus; vinkanna	vattengjutare
Kanne	kanna; kruka; krus; tillbringare; vinkanna	bägare; mugg
Kannen	kannor; krukor; krus; stop; stånkor; tillbringare
Karaffe	kanna; kruka; krus; tillbringare; vattenkanna	karaff
Krug	kanna; kruka; krus; tillbringare	bar; café; gästgiveri; kaffebar; kafé; krog; pub; servering; taverna; värdshus
Krüge	kanna; kruka; krus; tillbringare
Kännchen	kanna; kruka; krus; tillbringare; vinkanna
Schenkkanne	krus; vinkanna
Wasserkanne	krus; vattenkanna	vattenkanna
Wärmflasche	handkanna; kanna; kruka; krus; tillbringare	varmvatten flaska

krus

noun

zylindrisches Gefäß für Getränke mit einem Henkel, zuweilen mit einem Deckel
- Krug → kruka; kanna; krus
welliger oder in Falten gelegter Stoff
- Krause → krus; krås
welliges, widerständiges Haar
- Krause → krus; krusighet; lockighet