Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. knippa:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor knippa (Zweeds) in het Duits

knippa:

knippa [-en] zelfstandig naamwoord

  1. knippa (strimma; remsa)
    die Reihe
    • Reihe [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. knippa (bunt; kärve)
    Bund; der Busch; Bündel; Büschel; die Garbe; der Bausch
    • Bund [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Busch [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bündel [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Büschel [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Garbe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Bausch [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor knippa:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bausch bunt; knippa; kärve tjock person
Bund bunt; knippa; kärve allians; bal; bit; broderskap; förbund; förening; herrkostym; koalition; packe; pakt; samarbete; sammanslutning; samverkan; skiva; union; volym; överenskommelse
Busch bunt; knippa; kärve bouquet; bukett; bush; buskar; doft; jungel; skog; skogsmark; skogssnår; snår; urskog
Bündel bunt; knippa; kärve bal; bit; bunt; buntar; herrkostym; knippen; knyte; packe; skiva
Büschel bunt; knippa; kärve buskar; gröda; klump; klunga; skörd; slag; årsväxt
Garbe bunt; knippa; kärve
Reihe knippa; remsa; strimma cyclus; fil; följd; förföljning; kedja; led; länga; ordning; ordningsföljd; rad; räcka; sekvens; serie; sträng
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bündel bunt

Synoniemen voor "knippa":


Wiktionary: knippa

knippa
noun
  1. (gewachsener, strukturierter) Büschel, Bündel
  2. Zusammenfassung gleicher Artikel