Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. humor:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor humor (Zweeds) in het Duits

humor:

humor [-en] zelfstandig naamwoord

  1. humor
    der Humor; der Spaß; die Narrheit
    • Humor [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Spaß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Narrheit [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor humor:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Humor humor Humor; nöje
Narrheit humor dumhet; dåraktighet; dårskap; galen; galenskap; idioti; konstig; mental fel; nöje; oförenbarhet; omotsvarighet; orimlighet; skoj
Spaß humor festligt; gladhet; glädje; munterhet; nöje; ordlek; rolighet; skoj; skämt; upptåg; vits

Synoniemen voor "humor":


Wiktionary: humor

humor
noun
  1. Medizin: Abkürzung für Humor aquosus (Kammerwasser); eine klare Körperflüssigkeit in der vorderen und hinteren Augenkammer
  2. ohne Plural: (gute) Laune
  3. Plural selten: Äußerung geprägt von einer (meist positiven) Einstellung
  4. ohne Plural gelassene Haltung gegenüber Schwierigkeiten und Missgeschicken

Verwante vertalingen van humor