Hem in het Duits vertaald uit het Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Duits: Meer gegevens...

hem:
- Wohnung; Zuhause; Heim; Wohnort; Sitz; Wohnsitz; Häuschen; Hütte
Wiktionary:
- hem → heim
- hem → heim-, Heim, zuhause, Wohnung, nach Hause, nachhause, heim, heimwärts
- hem → Zuhause, Wohnung, Heim, Daheim

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor hem (Zweeds) in het Duits

hem (boplats)
die Wohnung; Zuhause; Heim; der Wohnort; der Sitz; der Wohnsitz
- Wohnung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Zuhause [das ~] zelfstandig naamwoord
- Heim [das ~] zelfstandig naamwoord
- Wohnort [der ~] zelfstandig naamwoord
- Sitz [der ~] zelfstandig naamwoord
- Wohnsitz [der ~] zelfstandig naamwoord
hem (bostad; boning; residens)
Häuschen; die Hütte
- Häuschen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Hütte [die ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Heim	boplats; hem	asyl; skyddat ställe; tillflykt
Häuschen	boning; bostad; hem; residens	herresäte; herrgård; stuga
Hütte	boning; bostad; hem; residens	barnsäng; fålla; gammal barrack; herdes hytt; herdestuga; hydda; håla; hönsbur; kajuta; kula; kätte; kåk; lya; ruckel; skyddshus; svinstia; tillhåll; tältsäng
Sitz	boplats; hem	bänk; fåtölj; passform; sittplats; stol; stol med armstöd; vilstol
Wohnort	boplats; hem	bostads plats
Wohnsitz	boplats; hem	bostad; bostads plats; bosättningsort; hemort; hemvist; vistelseort
Wohnung	boplats; hem	hus; husrum; inackordering; kvarter; logi; lägenhet; tak över huvudet
Zuhause	boplats; hem	hem / hemma

hem

adverb

noun

die Räumlichkeiten, in denen man wohnt
- Zuhause → hem
ein Raum oder mehrere Räume, die innerhalb eines Hauses einen abgeschlossenen Bereich bilden und für einen ein- oder mehrköpfigen Haushalt zum Wohnen dienen
- Wohnung → hem; våning; boning; bostad; lägenhet
Stätte für Erholungssuchende
- Heim → hem
Unterkunft für einen bestimmten Personenkreis, zum Beispiel Senioren oder Kinder
- Heim → hem
Zuhause, Wohnung
- Heim → hem
süddeutsch, österreichisch, schweizerisch: das Zuhause
- Daheim → hem

Cross Translation:

From	To	Via
• hem	→ Heim; zuhause; Wohnung	↔ home — house or structure in which someone lives
• hem	→ nach Hause; nachhause; heim; heimwärts	↔ home — homewards
• hem	→ nach Hause	↔ à la maison — Vers chez soi.