Händelse in het Duits vertaald uit het Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Duits: Meer gegevens...

händelse:
- Vorfall; Ereignis; Begebenheit; Geschehen; Vorgang; Eintreten; Programmereignis; Stattfinden; Zwischenfall; Ereignisse; Vorfälle; Zwischenfälle
Wiktionary:
- händelse → Kasus, Geschehen, Fall, Ereignis
- händelse → aktuelle Veranstaltungen, Ereignis, Vorfall, Begebenheit, Geschehnis

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor händelse (Zweeds) in het Duits

händelse
der Vorfall; die Ereignis; die Begebenheit; Geschehen; der Vorgang; Eintreten
- Vorfall [der ~] zelfstandig naamwoord
- Ereignis [die ~] zelfstandig naamwoord
- Begebenheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Geschehen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Vorgang [der ~] zelfstandig naamwoord
- Eintreten [das ~] zelfstandig naamwoord
händelse
Ereignis; Programmereignis
- Ereignis
- Programmereignis
händelse
Ereignis
- Ereignis
händelse (ta plats)
Stattfinden
- Stattfinden [das ~] zelfstandig naamwoord
händelse (incident; tillfälle)
der Zwischenfall
- Zwischenfall [der ~] zelfstandig naamwoord
händelse (incident)
die Ereignisse; die Vorfälle; die Zwischenfälle
- Ereignisse [die ~] zelfstandig naamwoord
- Vorfälle [die ~] zelfstandig naamwoord
- Zwischenfälle [die ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Begebenheit	händelse
Eintreten	händelse	ankomst; entré; inkommande; insats; inträde; sparka in
Ereignis	händelse	evenemang; historia; högtidligt tillfälle; tilldragelse
Ereignisse	händelse; incident
Geschehen	händelse	historia
Stattfinden	händelse; ta plats
Vorfall	händelse	fall; incident
Vorfälle	händelse; incident
Vorgang	händelse	fall; åtgärd
Zwischenfall	händelse; incident; tillfälle	fall
Zwischenfälle	händelse; incident
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Ereignis	händelse
Programmereignis	händelse

händelse

noun

bildungssprachlich, selten: Gegenstand, Vorkommnis
- Kasus → kasus; belägenhet; fall; händelse
das, was vor sich geht, sich ereignet
- Geschehen → skeende; händelse
Stochastik, Logik: das Eintreten eines Zustandes
- Fall → händelse; fall
ein - meist bedeutsames - Geschehen oder Erlebnis
- Ereignis → tilldragelse; händelse

Cross Translation:

From	To	Via
• händelse	→ aktuelle Veranstaltungen	↔ current events — news items
• händelse	→ Ereignis	↔ event — occurrence of social or personal importance
• händelse	→ Vorfall; Begebenheit; Geschehnis; Ereignis	↔ incident — event or occurrence
• händelse	→ Vorfall	↔ occurrence — actual instance where a situation arises