Zweeds

Uitgebreide vertaling voor fegis (Zweeds) in het Duits

fegis:

fegis [-en] zelfstandig naamwoord

  1. fegis (mes)
    der Angsthase; der Feigling; der Hasenfuß
  2. fegis (mes; hare; rookie)
    der Feigling; der Angsthase
  3. fegis (vekling; mes; svag person)
    der Schwächling

Vertaal Matrix voor fegis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Angsthase fegis; hare; mes; rookie
Feigling fegis; hare; mes; rookie
Hasenfuß fegis; mes
Schwächling fegis; mes; svag person; vekling drummel; dulle; dumhuvud; fiasko; galenpanna; klen stackare; odugling; ryggradslös ynkling; träskalle; vildbasare; vildhjärna; våp; yrhätta

Synoniemen voor "fegis":


Wiktionary: fegis

fegis
noun
  1. Feigling, Schwächling; jemand, der nichts wagt oder zu schwach ist
  2. ängstlicher Mensch
  3. furchtsame, ängstliche, risikoscheue Person
  4. norddeutsch, salopp, scherzhaft: furchtsame Person

Cross Translation:
FromToVia
fegis Schisser; Angsthase; Feigling; Schisserin; Warmduscher; Hosenscheißer coward — a person who lacks courage