Fabel in het Duits vertaald uit het Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Duits: Meer gegevens...

fabel:
- Märchen; Fabel; Erzählung
Wiktionary:
- fabel → Märchen, Fabel
- fabel → Märchen, Fabel, Gerede, Gespött, Apolog, Gleichnis, Lehrfabel

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor fabel (Zweeds) in het Duits

fabel (saga; berättelse)
Märchen; die Fabel; die Erzählung
- Märchen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Fabel [die ~] zelfstandig naamwoord
- Erzählung [die ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Erzählung	berättelse; fabel; saga	berättelse; deklamation; historia; inbilning; käringprat; legend; lögn; myt; osanning; recitation; saga; solistuppförande; solistuppträdande; uppläsning; villfarelse
Fabel	berättelse; fabel; saga	inbilning; käringprat; lögn; osanning; villfarelse
Märchen	berättelse; fabel; saga	inbilning; käringprat; lögn; osanning; villfarelse

fabel

noun

unwahre, erfundene Geschichte
- Märchen → skröna; amsaga; fabel
auf mündlicher Überlieferung beruhende, kurze Erzählung, oft mit fantastischen und wunderbaren Begebenheiten
- Märchen → skröna; fabel; sägen; saga
Literaturwissenschaft: der Verlauf der Handlung, eines Ereignisses in einem literarischen Werk
- Fabel → handlingsförlopp; handling; fabel
eine erfinden, erlogene Geschichte
- Fabel → fabel
Literaturwissenschaft: eine Form der Erzählung, in der menschliche Verhaltensweisen auf Tiere (seltener auf Pflanzen oder Dinge) übertragen werden, um so auf unterhaltsame Weise eine bestimmte Moral zu vermitteln
- Fabel → fabel

Cross Translation:

From	To	Via
• fabel	→ Märchen	↔ sprookje — een meestal moraliserend verhaal voor kinderen waarin fantasiewezens en magie een belangrijke rol spelen
• fabel	→ Fabel; Gerede; Gespött; Märchen; Apolog; Gleichnis; Lehrfabel	↔ fable — propre\|fr rare\|fr (vieilli) Ce que l’on dire, ce que l’on raconte.