Enkelhet in het Duits vertaald uit het Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Duits: Meer gegevens...

enkelhet:
- Bescheidenheit; Einfalt; Schlichtheit; Genügsamkeit; Anspruchslosigkeit; Einfachheit
Wiktionary:
- enkelhet → Einfachheit
- enkelhet → Einfachheit

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor enkelhet (Zweeds) in het Duits

enkelhet (anspråkslöshet; blygsamhet)
die Bescheidenheit; die Einfalt; die Schlichtheit; die Genügsamkeit; die Anspruchslosigkeit
- Bescheidenheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Einfalt [die ~] zelfstandig naamwoord
- Schlichtheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Genügsamkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Anspruchslosigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
enkelhet
die Einfachheit; die Bescheidenheit; die Genügsamkeit
- Einfachheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Bescheidenheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Genügsamkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
enkelhet
die Einfachheit
- Einfachheit [die ~] zelfstandig naamwoord
enkelhet (frugalitet; anspråkslöshet)
die Einfalt; die Einfachheit; die Schlichtheit; die Bescheidenheit; die Anspruchslosigkeit
- Einfalt [die ~] zelfstandig naamwoord
- Einfachheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Schlichtheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Bescheidenheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Anspruchslosigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Anspruchslosigkeit	anspråkslöshet; blygsamhet; enkelhet; frugalitet	anspråkslöshet; beskedlighet; foglighet; följsamhet; hörsamhet; tjänstvillighet; undergivenhet
Bescheidenheit	anspråkslöshet; blygsamhet; enkelhet; frugalitet	anpråkslöshet; anspråkslöshet; beskedlighet; foglighet; följsamhet; hörsamhet; tjänstvillighet; underdånighet; undergivenhet
Einfachheit	anspråkslöshet; enkelhet; frugalitet	bekvämlighet; dumhet; dåraktighet; dårskap; enfald; galenskap; idioti; naivitet; oskyldighet
Einfalt	anspråkslöshet; blygsamhet; enkelhet; frugalitet	dumhet; dåraktighet; dårskap; enfald; galenskap; idioti; naivitet; naturlighet; oskyldighet; otvungenhet
Genügsamkeit	anspråkslöshet; blygsamhet; enkelhet	anspråkslöshet; beskedlighet; foglighet; följsamhet; förnöjsamhet; hörsamhet; tillfredställelse; tjänstvillighet; undergivenhet
Schlichtheit	anspråkslöshet; blygsamhet; enkelhet; frugalitet	dumhet; enfald; naivitet; oskyldighet