Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. apparat:
  2. Wiktionary:
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Apparat:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor apparat (Zweeds) in het Duits

apparat:

apparat [-en] zelfstandig naamwoord

  1. apparat (maskin)
    der Apparat; die Apparatur
  2. apparat (manick; grej; pryl)
    die Neuigkeit; der Modeartikel

Vertaal Matrix voor apparat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Apparat apparat; maskin apparatur; bruksartikel; bruksvara; utrustning
Apparatur apparat; maskin apparatur; utrustning
Modeartikel apparat; grej; manick; pryl
Neuigkeit apparat; grej; manick; pryl budskap; nyheter; nyhetsrapport; nymodighet; tidender

Synoniemen voor "apparat":


Wiktionary: apparat

apparat
noun
  1. ein einfaches Werkzeug oder Hilfsmittel; ein unkomplizierter beweglicher Gegenstand, mit dem etwas bewirkt werden kann
  2. Politik, Verwaltungswesen: Vorhandensein eines Fundus von Personal, Material und/oder Methoden, um mit Problemen, die auftreten können, „fertig zu werden“
  3. Biologie: funktionell zusammengehörige Organe
  4. allgemein: technisches Gebilde von höherer Komplexität

Cross Translation:
FromToVia
apparat Apparat apparatus — complex machine or instrument
apparat Apparat apparatus — assortment of tools or instruments
apparat Apparat apparatus — given system of procedures
apparat Apparat apparatus — bureaucratic organization
apparat Gerät; Apparat; Einheit; Baustein; Instrument; Vorrichtung; Einrichtung; Hilfsmittel device — piece of equipment
apparat Gerät set — device for receiving broadcast radio waves; a radio or television
apparat Apparat apparaat — een min of meer samengesteld werktuig
apparat System appareilobjet conçu par l’homme afin de faciliter un travail.

Verwante vertalingen van apparat



Duits

Uitgebreide vertaling voor apparat (Duits) in het Zweeds

Apparat:

Apparat [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Apparat (Apparatur)
    apparat; maskin
    • apparat [-en] zelfstandig naamwoord
    • maskin [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Apparat (Apparatur; Gerät)
    apparatur; utrustning
  3. der Apparat (Gebrauchsgegenstand)
    bruksvara; bruksartikel

Vertaal Matrix voor Apparat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apparat Apparat; Apparatur Modeartikel; Neuigkeit
apparatur Apparat; Apparatur; Gerät
bruksartikel Apparat; Gebrauchsgegenstand
bruksvara Apparat; Gebrauchsgegenstand
maskin Apparat; Apparatur Maschine
utrustning Apparat; Apparatur; Gerät Arbeitsgerät; Aufrüstung; Ausrüstung; Ausrüstungsgegenstände; Ausrüstungsstück; Ausschmückung; Ausstaffierung; Ausstattung; Ausstattungsstück; Bewaffnung; Gerät; Girlande; Handwerkzeug; Joch; Verzierung; Werkzeug; Zierde

Synoniemen voor "Apparat":


Wiktionary: Apparat

Apparat
noun
  1. Politik, Verwaltungswesen: Vorhandensein eines Fundus von Personal, Material und/oder Methoden, um mit Problemen, die auftreten können, „fertig zu werden“
  2. Biologie: funktionell zusammengehörige Organe
  3. allgemein: technisches Gebilde von höherer Komplexität

Cross Translation:
FromToVia
Apparat apparat apparatus — complex machine or instrument
Apparat apparat apparatus — assortment of tools or instruments
Apparat mekanism; system; apparat apparatus — given system of procedures
Apparat apparat apparatus — bureaucratic organization
Apparat husgeråd; redskap; apparat device — piece of equipment
Apparat apparat apparaat — een min of meer samengesteld werktuig