Zweeds
Uitgebreide vertaling voor stilla (Zweeds) in het Duits
stilla:
-
stilla (fridfullt; fridfull)
ruhig; liebenswürdig; sanft; still; freundlich; geruhsam; sympathisch; friedlich; zugänglich; jovial; friedliebend; herzlich; friedfertig; seren; freundschaftlich; kalm; entgegenkommend; unbewegt-
ruhig bijvoeglijk naamwoord
-
liebenswürdig bijvoeglijk naamwoord
-
sanft bijvoeglijk naamwoord
-
still bijvoeglijk naamwoord
-
freundlich bijvoeglijk naamwoord
-
geruhsam bijvoeglijk naamwoord
-
sympathisch bijvoeglijk naamwoord
-
friedlich bijvoeglijk naamwoord
-
zugänglich bijvoeglijk naamwoord
-
jovial bijvoeglijk naamwoord
-
friedliebend bijvoeglijk naamwoord
-
herzlich bijvoeglijk naamwoord
-
friedfertig bijvoeglijk naamwoord
-
seren bijvoeglijk naamwoord
-
freundschaftlich bijvoeglijk naamwoord
-
kalm bijvoeglijk naamwoord
-
entgegenkommend bijvoeglijk naamwoord
-
unbewegt bijvoeglijk naamwoord
-
-
stilla (tyst)
-
stilla (lugnt)
-
stilla (fridsamt; lugnt; fridsam)
-
stilla (orörligt)
bewegungslos; regungslos; reglos-
bewegungslos bijvoeglijk naamwoord
-
regungslos bijvoeglijk naamwoord
-
reglos bijvoeglijk naamwoord
-
Conjugations for stilla:
presens
- stillar
- stillar
- stillar
- stillar
- stillar
- stillar
imperfekt
- stillade
- stillade
- stillade
- stillade
- stillade
- stillade
framtid 1
- kommer att stilla
- kommer att stilla
- kommer att stilla
- kommer att stilla
- kommer att stilla
- kommer att stilla
framtid 2
- skall stilla
- skall stilla
- skall stilla
- skall stilla
- skall stilla
- skall stilla
conditional
- skulle stilla
- skulle stilla
- skulle stilla
- skulle stilla
- skulle stilla
- skulle stilla
perfekt particip
- har stillat
- har stillat
- har stillat
- har stillat
- har stillat
- har stillat
imperfekt particip
- hade stillat
- hade stillat
- hade stillat
- hade stillat
- hade stillat
- hade stillat
blandad
- stilla!
- stilla!
- stillad
- stillande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de