Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. start:
  2. Start:
  3. Wiktionary:
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Start:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor start (Zweeds) in het Duits

start:

start [-en] zelfstandig naamwoord

  1. start (uppstigning; utgångspunkt)
    der Aufstieg; Abheben
    • Aufstieg [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Abheben [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. start (lansering)
    der Abschuß; der Start
    • Abschuß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Start [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. start (startplats)
    der Abfahrtsort; der Abreiseort
  4. start

Vertaal Matrix voor start:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abfahrtsort start; startplats
Abheben start; uppstigning; utgångspunkt anspråk; bestigning; fordran; krav; uppfärt
Abreiseort start; startplats
Abschuß lansering; start
Aufstieg start; uppstigning; utgångspunkt bildning; själskultur; sporre; utveckling
Start lansering; start Start; början; starta; startpunkt
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bootstrap start
Starten start

Synoniemen voor "start":

  • avmarsch; igångsättande; upptakt; påbörjande; begynnelse; avstamp; början

Wiktionary: start

start
noun
  1. absichtsvoller Beginn einer Tätigkeit / eines Projekts
  2. Anfang einer Rennstrecke, eines Rennens
  3. Abheben eines Fluggeräts
  4. das Starten und Wegfliegen eines Luftfahrzeuges

Cross Translation:
FromToVia
start Anfang; Einführung; Beginn inception — the creation or beginning of something
start Beginn; Anfang start — beginning of an activity
start Beginn départ — Début
start Abfahrt; Abgang; Abreise; Abzug départmoment précis de l'action de partir.

Start:

Start

  1. Start
    der Start
    • Start [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Start:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Start Start början; lansering; start; starta; startpunkt

Verwante vertalingen van start



Duits

Uitgebreide vertaling voor start (Duits) in het Zweeds

Start:

Start [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Start (Anfang; Beginn; Eröffnung; Anfangen; Einleitung)
    början
  2. der Start (Abschuß)
    start; lansering
    • start [-en] zelfstandig naamwoord
    • lansering [-en] zelfstandig naamwoord
  3. der Start (Startpunkt)
    startpunkt
  4. der Start
  5. der Start

Vertaal Matrix voor Start:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
början Anfang; Anfangen; Beginn; Einleitung; Eröffnung; Start Anfang; Anfangsstadium; Anlaufstadium; Beginn
lansering Abschuß; Start
start Abschuß; Start Abfahrtsort; Abheben; Abreiseort; Aufstieg; Bootstrap; Starten
startpunkt Start; Startpunkt Anfangspunkt; Anhaltspunkt; Anknüpfungspunkt; Ausgangspunkt; Basis; Einstiegspunkt; Fundament; Grund; Grundgedanke; Grundlage; Grundlinie; Hinweis; Indiz; Unterbau; Wink
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
starta abheben; anfangen; anheben; antreten; aufheben; aufnehmen; aufsetzen; aufstellen; beginnen; betätigen; einführen; einschalten; einsetzen; erheben; in Funktion setzen; initialisieren; initiieren; starten
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Start Start
starta Start starten

Synoniemen voor "Start":


Wiktionary: Start

Start
noun
  1. absichtsvoller Beginn einer Tätigkeit / eines Projekts
  2. Anfang einer Rennstrecke, eines Rennens
  3. Abheben eines Fluggeräts