Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Duits ->Zoek: väg

Zweedse en Duitse zoekresultaten voor: väg

Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. vag:
  2. väg:
  3. våg:
  4. Wiktionary:

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor väg (Zweeds) in het Duits

vag:

vag bijvoeglijk naamwoord

  1. vag (oklar; oklart; dunkel; )
    trüb; unbestimmt; trübe; vage; verschwommen; schattenhaft

Vertaal Matrix voor vag:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schattenhaft dimmigt; disigt; dunkel; dunkelt; konturlöst; oklar; oklart; vag dimmigt; mulig; obestämd; obestämt; oklar; oklart; otydligt; skum; skumt; svag; svagt; svimma av; vagt
trüb dimmigt; disigt; dunkel; dunkelt; konturlöst; oklar; oklart; vag apatisk; apatiskt; bekymrad; bekymrat; betryckt; dimmigt; dunkel; dyster; dystert; fuktigt; klagande; ledsen; ledset; lerig; lerigt; likgiltig; likgiltigt; mulen; mulet; mulig; mörk; mörkt; nedtryckt; oklar; oklart; oroat; otydligt; regning; regningt; slött; sorgefull; sorgefullt; sorgset; suddig; tungsint; våt
trübe dimmigt; disigt; dunkel; dunkelt; konturlöst; oklar; oklart; vag apatisk; apatiskt; bekymrad; bekymrat; dimmigt; dunkel; dyster; dystert; fuktigt; klagande; lerig; lerigt; likgiltig; likgiltigt; mulen; mulet; mulig; mörk; mörkt; oklar; oklart; oroat; otydligt; regning; regningt; sjaskigt; slaskigt; sluddrig; sluddrigt; slött; smutsig; smutsigt; smörjig; smörjigt; snuskig; snuskigt; sorgefull; sorgefullt; sorgset; suddig; våt
unbestimmt dimmigt; disigt; dunkel; dunkelt; konturlöst; oklar; oklart; vag dimmigt; dunkel; farligt; känslig; känsligt; mulig; mörk; obestämd; obestämt; ogenomskinlig; ogenomskinligt; oklar; oklart; osäker; osäkert; otydligt; oöverskådligt; prekärt; riskabel; riskabelt; svag; svagt; svimma av; svåröverskådlig; svåröverskådligt; vagt
vage dimmigt; disigt; dunkel; dunkelt; konturlöst; oklar; oklart; vag dimmigt; mulig; obestämd; obestämt; oklar; oklart; otydligt; skum; skumt; suddig; svag; svagt; svimma av; vagt
verschwommen dimmigt; disigt; dunkel; dunkelt; konturlöst; oklar; oklart; vag dimmig; dimmigt; disig; disigt; mulig; obestämd; obestämt; ofokuserad; ofokuserat; oklar; oklart; oskarp; oskarpt; otydligt; suddigt; svag; svagt; svimma av; vagt

Synoniemen voor "vag":


Wiktionary: vag

vag
adjective
  1. übertragen: trübe, vage, dunkel
Cross Translation:
FromToVia
• vag → unklar; vage ↔ ambiguous — vague and unclear
• vag → nebelhaft; schwach; unklar; undeutlich; ungenau; ungewiss; vage; verschwommen ↔ vague — not clearly expressed
• vag → unbestimmt; vage; Wischiwaschi ↔ vague — indéfini... (Sens général)

väg:

väg [-en] zelfstandig naamwoord

  1. väg (gata)
    die Straße; der Weg; die Bahn; die Strecke; die Chaussee
    • Straße [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Weg [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bahn [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Strecke [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Chaussee [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. väg (sträcka; bana; färd)
    die Strecke; die Teilstrecke

Vertaal Matrix voor väg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bahn gata; väg järnväg; omlopp; omloppsbana; rotation
Chaussee gata; väg motorväg
Straße gata; väg gata; vägdel
Strecke bana; färd; gata; sträcka; väg estrad; hållplats; scen; skede; spår; stadium
Teilstrecke bana; färd; sträcka; väg
Weg gata; väg lantväg

Synoniemen voor "väg":


Wiktionary: väg

väg
noun
  1. etwas Verbindendes; Strecke
  2. einfache, oft geringer befestigen aber auch unbefestigte, als allgemeiner Weg nicht klassifizierte Verkehrslinie zum Begehen oder Befahren
  3. ein für Kraftfahrzeuge angelegter, befestigter Weg
  4. die Stationen der Übermittlung, die eine Nachricht zurücklegt
  5. das zurücklegen eines (bestimmten) Weges
Cross Translation:
FromToVia
• väg → Eingang; Zugang ↔ access — way or means of approaching
• väg → Weg ↔ drive — type of public roadway
• väg → Weg ↔ path — a course taken
• väg → Straße; Straßen; Weg; Route ↔ road — a way for travel
• väg → Weg ↔ way — wide path
• väg → Pfad; Bahn; Chaussee; Strecke; Weg ↔ chemin — voie, route pratiquer pour communiquer, pour aller d’un lieu à un autre.

våg:

våg [-en] zelfstandig naamwoord

  1. våg (viktmätarinstrument)
    die Waage
    • Waage [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. våg (balansvåg)
    die Brückenwaage; die Waage
  3. våg
    die Schnellwaage
  4. våg (våghus)
    die Stadtwaage; die Waage
    • Stadtwaage [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Waage [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor våg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Brückenwaage balansvåg; våg
Schnellwaage våg
Stadtwaage våg; våghus
Waage balansvåg; viktmätarinstrument; våg; våghus

Synoniemen voor "våg":

  • bölja

Wiktionary: våg

våg
noun
  1. Physik: Erhebung von Wasser; Woge
Cross Translation:
FromToVia
• våg → Waage ↔ balance — scales
• våg → Waage ↔ scale — device
• våg → Waage ↔ scales — device for weighing goods for sale
• våg → Welle; Woge ↔ wave — moving disturbance, undulation
• våg → Waage ↔ balans — een meetapparaat met twee armen (bedoeld om het verschil te kunnen meten)
• våg → Welle; Woge ↔ vague — Masse d’eau agitée

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van väg







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0503 seconde
Page rendered in 1.0 seconds