Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. kummel:
  2. Wiktionary:
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Kümmel:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor kummel (Zweeds) in het Duits

kummel:

kummel [-en] zelfstandig naamwoord

  1. kummel (skottkärra; handkärra)
    der Karren; der Handwagen; die Karre; die Schüssel; Gefährt
    • Karren [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Handwagen [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Karre [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schüssel [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gefährt [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. kummel (grav gjord av stenblock; ättehög)
    Hünengrab

Vertaal Matrix voor kummel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Gefährt handkärra; kummel; skottkärra bil
Handwagen handkärra; kummel; skottkärra dragkärra; dragvagn; handkärra
Hünengrab grav gjord av stenblock; kummel; ättehög grav på en hög kulle; hunnergrav; torvmark
Karre handkärra; kummel; skottkärra kärra; liten vagn; skrinda
Karren handkärra; kummel; skottkärra bil; kärra; liten vagn; skrinda; vagn
Schüssel handkärra; kummel; skottkärra bunke; fat; gryta; hink; karott; matskål; skål; tallrik; tråg

Wiktionary: kummel


Cross Translation:
FromToVia
kummel Hechtdorsch heek — voeding|nld vissen|nld kabeljauwachtige zoutwatervis van de soort species|Merluccius merluccius
kummel Hechtdorsch; Seehecht; Seelachs colinlieu noir, dans certaines régions (Concarneau, Lorient, Fécamp, Gravelines), ou encore quand il est consommé surgelé (ou en conserves).



Duits

Uitgebreide vertaling voor kummel (Duits) in het Zweeds

Kümmel:

Kümmel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Kümmel
    kumminfrö

Vertaal Matrix voor Kümmel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kumminfrö Kümmel

Wiktionary: Kümmel

Kümmel
noun
  1. Gewürz aus den Früchten von [1]
  2. kurz für Kümmelschnaps
  3. Botanik: Gewürzpflanze: Doldenblütler der Art Carum carvi

Cross Translation:
FromToVia
Kümmel kummin caraway — plant
Kümmel kummin caraway — seed/fruit
Kümmel kummin carvi — botan|nocat Plante originaire d’Europe centrale, proche du fenouil, de l'anis et de l'aneth, dont les graines sont employées pour leurs qualités aromatiques (comme condiments) et en médecine comme vermifuges et carminatif.