Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Duits ->Zoek: bete

Zweedse en Duitse zoekresultaten voor: bete

Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bete:
  2. Wiktionary:
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. beten:
  2. Wiktionary:

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor bete (Zweeds) in het Duits

bete:

bete [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. bete (ängsmark)
    die Weide; Grasland; die Wiese
    • Weide [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Grasland [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Wiese [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. bete (lockbete; lockmedel)
    Aas; Lockmittel; Geschleppe
    • Aas [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Lockmittel [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Geschleppe [das ~] zelfstandig naamwoord
  3. bete (huggtand)
    der Reißzahn; der Stoßzahn; der Hauzahn

Vertaal Matrix voor bete:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Aas bete; lockbete; lockmedel as; bov; död kropp; fnask; kadaver; kärringjävel; lik; orm; skurk; subba; usling
Geschleppe bete; lockbete; lockmedel
Grasland bete; ängsmark gräsland; grässlätt; savann; slättland
Hauzahn bete; huggtand hörntand; ögontand
Lockmittel bete; lockbete; lockmedel frestande röst; lockbete; lockfågel; lockmedel; lockstämma
Reißzahn bete; huggtand
Stoßzahn bete; huggtand framtand; skärtand
Weide bete; ängsmark hage; pil; pilträd; äng
Wiese bete; ängsmark hage; äng

Synoniemen voor "bete":

  • agn

Wiktionary: bete

bete
verb
  1. reflexiv: bestimmten Verhaltensnormen, Sitten und Anstandsregeln gerecht werden, diese einhalten
  1. (reflexiv) sich benehmen: sich verhalten, sich auf bestimmte Weise in der Umwelt zeigen
noun
  1. Wiese, auf der man Vieh hält
  2. jägersprachlich: totes Tier zum anlocken von Raubtieren
  3. Lockmittel, um Tiere anzulocken
  4. jägersprachlich: die hervorstehenden Eckzähne eines Keilers
  5. jägersprachlich, Plural: Eckzähne des Wildschweines
  6. veraltet: Fleisch, das zum Anlocken von Tieren ausgelegt wird
Cross Translation:
FromToVia
• bete → Köder ↔ lure — artificial fishing bait

Verwante vertalingen van bete



Duits

Uitgebreide vertaling voor bete (Duits) in het Zweeds

beten:

beten werkwoord (bete, betest, betet, betete, betetet, gebetet)

  1. beten (bitten; betteln; flehen)
    be; bedja
    • be werkwoord (ber, bad, bett)
    • bedja werkwoord (ber, bad, bett)
  2. beten (flehen; bitten; beantragen; )
    fråga; be; anropa; tigga; bönfalla
    • fråga werkwoord (frågar, frågade, frågat)
    • be werkwoord (ber, bad, bett)
    • anropa werkwoord (anropar, anropade, anropat)
    • tigga werkwoord (tigger, tiggde, tiggt)
    • bönfalla werkwoord (bönfallar, bönfallade, bönfallat)
  3. beten (bitten; flehen; betteln)
    böna; be; bedja; bönfalla
    • böna werkwoord (bönar, bönade, bönat)
    • be werkwoord (ber, bad, bett)
    • bedja werkwoord (ber, bad, bett)
    • bönfalla werkwoord (bönfallar, bönfallade, bönfallat)

Conjugations for beten:

Präsens
  1. bete
  2. betest
  3. betet
  4. beten
  5. betet
  6. beten
Imperfekt
  1. betete
  2. betetest
  3. betete
  4. beteten
  5. betetet
  6. beteten
Perfekt
  1. habe gebetet
  2. hast gebetet
  3. hat gebetet
  4. haben gebetet
  5. habt gebetet
  6. haben gebetet
1. Konjunktiv [1]
  1. bete
  2. betest
  3. bete
  4. beten
  5. betet
  6. beten
2. Konjunktiv
  1. betete
  2. betetest
  3. betete
  4. beteten
  5. betetet
  6. beteten
Futur 1
  1. werde beten
  2. wirst beten
  3. wird beten
  4. werden beten
  5. werdet beten
  6. werden beten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beten
  2. würdest beten
  3. würde beten
  4. würden beten
  5. würdet beten
  6. würden beten
Diverses
  1. bet!
  2. betet!
  3. beten Sie!
  5. gebetet
  6. betend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor beten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
böna Bohne; Mädchen; Mädel; braune Bohne
fråga Abfrage; Anfrage; Angelegenheit; Fall; Frage; Interpellation; Problem; Sache; Streitfrage; Substanz
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anropa anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen anreden; anrufen; ansprechen; aufrufen; einrufen; herbeirufen
be anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen abdecken; abhäuten; enthäuten; schinden
bedja beten; betteln; bitten; flehen betteln; bitten; erwarten; herbeisehnen; hoffen; wünschen
böna beten; betteln; bitten; flehen
bönfalla anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen anfordern; anfragen; ansuchen; beantragen; bitten; ersuchen; fragen
fråga anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen ausforschen; befragen; eine Frage stellen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; fragen; informieren; nachforschen; nachfragen; nachgehen; nachspüren; prüfen; sich fragen; spüren; suchen; untersuchen; verwundern; überprüfen
tigga anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen abhandenmachen; abschmeicheln; betteln; bitten; erbetteln

Synoniemen voor "beten":

  • seine Gebete verrichten

Wiktionary: beten

beten
verb
  1. Gott anrufen, zu Gott sprechen
    • beten → be
Cross Translation:
FromToVia
• beten → be ↔ pray — to petition a higher being
• beten → bedja; be ↔ pray — to talk to God







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0427 seconde
Page rendered in 1.0 seconds