Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. käft:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor käft (Zweeds) in het Duits

käft:

käft [-en] zelfstandig naamwoord

  1. käft (mun; nos)
    der Mund
    • Mund [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. käft (gap; mun; näbb)
    die Schnauze; die Mund; die Klappe; die Fresse; der Schnabel
    • Schnauze [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Mund [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Klappe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Fresse [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schnabel [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor käft:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Fresse gap; käft; mun; näbb
Klappe gap; käft; mun; näbb klaff; rassel; skramla; skrammel; slammer
Mund gap; käft; mun; nos; näbb
Schnabel gap; käft; mun; näbb munstycken; nos; nota; näsa; pipar; räkning; snabel
Schnauze gap; käft; mun; näbb kran; nos; näsa; skrävlare; snabel; snok; stor mun

Synoniemen voor "käft":

  • håll truten; trut; mun

Wiktionary: käft

käft
noun
  1. abwertend: eine abrupte, kommandoartige Aufforderung, nichts mehr zu sagen, den Mund zu halten
  2. salopp: Mund
  3. bayrisch-österreichisch: mundartlich für Maul beziehungsweise Mund

Cross Translation:
FromToVia
käft Mund; Mündlein; Maul mouth — the opening of an animal through which food is ingested
käft Kiefer; Kinnlade mâchoirechacun des deux parties osseuses de la bouche dans lesquelles les dents enchâsser.