Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. fader:
  2. fäder:
  3. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor fader (Zweeds) in het Duits

fader:

fader [-en] zelfstandig naamwoord

  1. fader (far)
    der Vater
    • Vater [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. fader (präst)
    der Priester; der Geistliche

Vertaal Matrix voor fader:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Geistliche fader; präst bror; herde; klosterbroder; kyrkans man; kyrkoherde; munk; pastor; präst; själasörjare; själavårdare
Priester fader; präst
Vater fader; far

Synoniemen voor "fader":


Wiktionary: fader

fader
noun
  1. Soziologie, familiär: männlicher Elternteil
  2. Katholizismus, veraltend: Anrede für Priester, insbesondere Ordenspriester

Cross Translation:
FromToVia
fader Vater father — male parent
fader Vater vader — een mannelijke ouder
fader Pater pèremâle féconder un ovule qui donner naissance à un enfant.

fäder:

fäder zelfstandig naamwoord

  1. fäder
    der Väter; der männlicher Elternteil

Vertaal Matrix voor fäder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Väter fäder
männlicher Elternteil fäder

Verwante vertalingen van fader