Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Duits ->Zoek: butik

Zweedse en Duitse zoekresultaten voor: butik

Overzicht

Zweeds naar Duits: Meer gegevens...

butik:
- Laden
Wiktionary:
- butik → Konsum, Handlung, Geschäft
- butik → Laden, Geschäft, Kramladen, Einzelhandelsgeschäft

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor butik (Zweeds) in het Duits

butik:

butik [-en] zelfstandig naamwoord

butik (affär; bod)
der Laden
- Laden [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor butik:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Laden	affär; bod; butik	arbetet; laddande

Synoniemen voor "butik":

handelsbod; affär; shop

Wiktionary: butik

butik

noun

regional: Bezeichnung für eine beliebige Handelseinrichtung
- Konsum → butik
oft als zweites Bestandteil eines Determinativkompositums: Geschäft/Laden
- Handlung → butik; affär
Räumlichkeiten, in denen Waren zum Verkauf gehandelt werden
- Geschäft → butik; affär

Cross Translation:

From	To	Via
• butik	→ Laden; Geschäft	↔ shop — establishment that sells goods
• butik	→ Kramladen; Laden; Einzelhandelsgeschäft	↔ boutique — magasin, partie de façade du rez-de-chaussée d’une maison consacrée à un commerce de détail ou, à la fois, à la fabrication et à la vente.
• butik	→ Geschäft; Laden; Kramladen; Einzelhandelsgeschäft	↔ magasin — commerce\|nocat=1 boutique plus ou moins considérable, où l’on vendre des marchandises, en gros ou au détail.

Verwante vertalingen van butik

butik för kläder