Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bön:
  2. Wiktionary:
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bön:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor bön (Zweeds) in het Duits

bön:

bön [-en] zelfstandig naamwoord

  1. bön (vädjan om; upprop; vädjande)
    Appellieren
  2. bön
    Gebet; Bitten
    • Gebet [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Bitten [das ~] zelfstandig naamwoord
  3. bön
    Kirche Gebet

Vertaal Matrix voor bön:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Appellieren bön; upprop; vädjan om; vädjande
Bitten bön
Gebet bön anhållan; anmodan; begäran; bevekningar; böner; bönfallanden; förbön; ödmjuk bön
Kirche Gebet bön

Synoniemen voor "bön":


Wiktionary: bön

bön
noun
  1. Religion: an Gott gerichtete Bitte, Gespräch mit Gott
  2. Religion: ein Gebet, in dem man Gott um etwas bittet
  3. höfliche Ausdrucksform eines Wunsches, einer Aufforderung, eines Ersuchens

Cross Translation:
FromToVia
bön Gebet gebed — het bidden
bön Gebet prayer — practice of communicating with one's God
bön Bitte; Nachfrage request — act of requesting

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van bön



Duits

Uitgebreide vertaling voor bön (Duits) in het Zweeds

Bon:


Synoniemen voor "Bon":


Wiktionary: Bon

Bon
noun
  1. Zahlungsbeleg einer Registrierkasse
  2. Wertmarke, die den Besitzer berechtigt, ein Gut oder eine Dienstleistung zu erhalten

Computer vertaling door derden: