Overzicht
Zweeds naar Duits: Meer gegevens...
- simpel:
-
Wiktionary:
- simpel → gewöhnlich
- simpel → einfach, simpel, einfältig, blank, rein, reinlich, sauber, absolut, losgelöst, beziehungslos, uneingeschränkt, unumschränkt, unabhängig, unvermischt
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
- simpel:
- Wiktionary:
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor simpel (Zweeds) in het Duits
simpel:
-
simpel (grov; allmänt; grovt; simpelt)
globaal; im Großen und Ganzen; gesamt-
globaal bijvoeglijk naamwoord
-
im Großen und Ganzen bijvoeglijk naamwoord
-
gesamt bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor simpel:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gesamt | allmänt; grov; grovt; simpel; simpelt | alla; betagande; betagandet; fascinerande; fullständigt; fängslandet; hel; helt; heltid; hänförande; hänförandet; intakt; intaktt; integral; integralt; oavkortad; oavkortat; oskadat |
globaal | allmänt; grov; grovt; simpel; simpelt | |
im Großen und Ganzen | allmänt; grov; grovt; simpel; simpelt | allmänt; generell; på det hela taget |
Synoniemen voor "simpel":
Wiktionary: simpel
simpel
Cross Translation:
adjective
-
umgangssprachlich, in Bezug auf Personen auch: von niederer Erziehung seiend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• simpel | → einfach; simpel | ↔ simple — uncomplicated |
• simpel | → einfach; einfältig; blank; rein; reinlich; sauber; absolut; losgelöst; beziehungslos; uneingeschränkt; unumschränkt; unabhängig; unvermischt | ↔ pur — Qui est sans mélange. |
Duits
Uitgebreide vertaling voor simpel (Duits) in het Zweeds
simpel:
-
simpel (nicht schwer; einfach; leicht; mühelos; imHandumdrehen; stumpfsinnig; dumm; anspruchslos; glatt; schlicht; stumpf; geistlos; albern; kindisch; bei weitem)
-
simpel (praktisch; leicht)
-
simpel (schlicht; natürlich; unkompliziert; einfach; anspruchslos; gewöhnlich)
-
simpel (stumpfsinnig; blöd; dumm; stumpf; doof; geistlos; dämlich; dusselig; ätzend; geisttötend)
tjockskalligt; dum; trög; trögt; dumt-
tjockskalligt bijvoeglijk naamwoord
-
dum bijvoeglijk naamwoord
-
trög bijvoeglijk naamwoord
-
trögt bijvoeglijk naamwoord
-
dumt bijvoeglijk naamwoord
-
-
simpel (mühelos; ungezwungen; einfach; gemächlich; harmlos; gewöhnlich; licht; glatt; einfältig; gefügig; zwanglos; ungekünstelt; imHandumdrehen; leicht; sanft; schlicht; gelinde; anspruchslos; kindisch; formlos)
ansträngningslöst; ansträngningslös-
ansträngningslöst bijvoeglijk naamwoord
-
ansträngningslös bijvoeglijk naamwoord
-
-
simpel (bequem; komfortabel; gemütlich; gemächlich; angenehm; behaglich; bequemlich; schön; einfach; häuslich; vergnüglich; gesellig; leicht; glatt; wohltuend)
-
simpel (anspruchslos; einfach; schlicht; gewöhnlich)
opretentiöst; anspråkslöst; opretentiös; utan pretentioner-
opretentiöst bijvoeglijk naamwoord
-
anspråkslöst bijvoeglijk naamwoord
-
opretentiös bijvoeglijk naamwoord
-
utan pretentioner bijvoeglijk naamwoord
-