Overzicht
Zweeds naar Duits: Meer gegevens...
-
mandom:
-
Wiktionary:
mandom → Schlachten, Gemetzel, Metzelei, Mut, Hinmorden
-
Wiktionary:
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor mandom (Zweeds) in het Duits
mandom: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- man: Bruder; Bursche; Kerl; Geselle; Kerlchen; Mann; Gatte; Gemahl; Freund; Kumpel; Partner; Gefährte; Teilhaber; männliche Person; Frau; Weib; Gattin; Gemahlin; Mähne; Ehehälfte
- dom: sie; diejenigen die; man; Urteil; Verurteilung; Urteilsspruch; Aburteilung; Entscheidung; Entschluß; Beschluß; Aussprache; Ausspruch; Urteilsverkündung
- DOM: Dokumentobjektmodell; DOM
- män: Männer; Mannsvolk