Zweeds
Uitgebreide vertaling voor trasig (Zweeds) in het Duits
trasig:
-
trasig (i bitar; bruten; kaputt; sönder; degraderad)
beschädigt; kaputt; in Scherben-
beschädigt bijvoeglijk naamwoord
-
kaputt bijvoeglijk naamwoord
-
in Scherben bijvoeglijk naamwoord
-
-
trasig (trasigt; söndertrasat; söndertrasad; skadat)
angeschlagen; beschädigt; ramponiert; havariert-
angeschlagen bijvoeglijk naamwoord
-
beschädigt bijvoeglijk naamwoord
-
ramponiert bijvoeglijk naamwoord
-
havariert bijvoeglijk naamwoord
-
-
trasig (trasigt)
-
trasig (bruten; trasigt; brutet)
gebrochen; zerbrochen; kaputt; kaputtgebrochen; defekt; durchgebrochen-
gebrochen bijvoeglijk naamwoord
-
zerbrochen bijvoeglijk naamwoord
-
kaputt bijvoeglijk naamwoord
-
kaputtgebrochen bijvoeglijk naamwoord
-
defekt bijvoeglijk naamwoord
-
durchgebrochen bijvoeglijk naamwoord
-
-
trasig (i kras; sönderslaget; trasigt)
Vertaal Matrix voor trasig:
Synoniemen voor "trasig":
Wiktionary: trasig
trasig
Cross Translation:
adjective
-
(umgangssprachlich) körperlich oder seelisch erschöpft
-
menschlich am Ende; wirtschaftlich ruiniert
-
Ehe, zwischenmenschliche Beziehung: völlig zerrüttet, zerstört
-
in einem schadhaften oder funktionslosen Zustand
-
nicht mehr die gewöhnte/vorbestimmte Funktion erfüllen könnend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• trasig | → schlecht | ↔ bad — faulty; not functional |
• trasig | → gebrochen; kaputt | ↔ broken — not working properly |