Overzicht
Zweeds naar Duits: Meer gegevens...
-
hushålla:
-
Wiktionary:
hushålla → haushalten, hausen, geizen, einteilen -
Synoniemen voor "hushålla":
spara
-
Wiktionary:
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor hushålla (Zweeds) in het Duits
hushålla: (*Woord en zin splitter gebruikt)
Spelling Suggesties voor: hushålla
- Searching for suggestions...
hushålla:
Synoniemen voor "hushålla":
Wiktionary: hushålla
hushålla
verb
-
einen Haushalt führen
-
mit begrenztem Budget auskommen können
-
veraltet: gut haushalten; sparen
-
mit der Präposition „mit“: in übertriebener, unangemessener Weise sparen, geizig mit etwas sein
-
trennbar, transitiv, reflexiv: sich etwas in kluge Portionen aufteilen, damit das Ziel, das man dabei im Auge hat, auch erreicht werden kann
Computer vertaling door derden:
Duits
Suggesties voor hushålla in het Duits
Spelling Suggesties voor: hushålla
- Searching for suggestions...
Computer vertaling door derden: